1466
25 NOVEMBER 1971
gesteld, op de eerste plaats over de nieuwbouw. De nieuwbouw voor
de dienst van beplantingen is inderdaad een vervelende zaak. Ik ben
het met de heer Spanjer eens, het belang van de dienst onderschrijvend,
dat de behuizing niet adequaat is. Ik moet u eerlijk zeggen dat er bij
het stellen van de prioriteiten door het college lang over deze zaak is
gesproken. Ik kan er nog langer over praten, maar in verband met de
score, de eigen gedachten en de andere belangen is de nieuwbouw in
het investeringsplan pas voor 1975 terug te vinden. Daar komt nog bij
dat er één argument is waarom wij dit hebben aangedurfd. De raad
heeft nl. in het voorjaar een tijdelijke aanvullende oplossing voor de
behuizing van de dienst gevonden in het beschikbaarstellen van een
krediet van 60. 000,--voor een houten keet, waarin een aantal
functies van de dienst tijdelijk kunnen worden ondergebracht. Met de
heer Spanjer betreur ik het dat de nieuwbouw pas in 1975 in ons plan
terug te vinden is. Anderzijds moet ik zeggen dat het werkelijk niet
anders kon. De heer Spanjer spreekt verder nog over het personeel.
Ik wil hierbij de opmerking van de heer Roozeboom toch wel meene
men. Deze zaak ligt voor mij toch wel iets moeilijker. Voorop staat
dat wij inderdaad met de heer Roozeboom en anderen zouden kunnen
zeggen dat de indruk gewekt zou kunnen zijn dat er aan de personeels -
pot van de dienst van beplantingen bijzonder geknaagd is. Dit is inder
daad gebeurd. Over de gehele linie van de personeelsbezetting van
diensten en bedrijven kunt u dit trouwens terugvinden. De dienst van
beplantingen is hierdoor in moeilijkheden gekomen. Het is bekend dat
bij deze dienst het systeem gehanteerd wordt het aantal personeelsle
den te relateren aan het aantal te onderhouden hectaren. Het is een
onderwerp van studie. Er bestaat een vuistregel, die in het verleden is
opgesteld. Deze vuistregel kan ook worden gerelateerd aan andere ge
meenten, waar men zich met dit probleem bezighoudt. In ieder geval
komt uit het organisatieonderzoek een duidelijker hectare per man te
voorschijn. Ik wil u niet onthouden dat, indien wij die vuistregel gaan
hanteren ten aanzien van het groen dat de dienst van beplantingen op
dit moment moet onderhouden, deze dienst grofweg gezegd nu uitgebreid
zou moeten worden met 32 man. Dit is een consequentie waarvoor men
zich gesteld ziet, maar die niet zonder meer gerealiseerd kan worden,
temeer niet omdat het college de raad ook al een inkrimping van de
toename van het personeel in 1972 heeft aangekondigd. De behoefte
kon dus niet worden gehonoreerd. Dat is de ene kant van het probleem.
Aan de andere kant was er het verzoek van de Sociale Werkvoorziening
in Breda om meer ingeschakeld te worden bij datgene wat de gemeente
uit te besteden heeft. Vele malen is hierover gesproken met bestuur en
directie van de Sociale Werkvoorziening, hetgeen ertoe geleid heeft
vast te stellen dat qua taakstelling en capaciteit van de Sociale Werk
voorziening en vanuit een historisch gegroeide situatie - er bestond al
een relatie tussen de Sociale Werkvoorziening en de dienst van beplan
tingen - een verantwoorde koppeling van werkzaamheden mogelijk zou
zijn. Op een bijzonder prettige manier zouden wij aldus tot de oplos
sing van twee problemen kunnen komen. Er bestond enerzijds geen mo
gelijkheid tot uitbreiding bij de dienst van beplantingen en anderzijds
zou er sprake zijn van een functionele en verantwoorde tewerkstelling
van medewerkers van de Sociale Werkvoorziening bij de dienst van be
plantingen. Een aantal medewerkers is ingeschakeld en ik ben gewoon
bl ij met die oplossing. Het mes snijdt dan op een verantwoorde wijze
naar twee kanten. Ik ben het wel met de heer Roozeboom eens dat er
van een "kostenversluiering" kan worden gesproken. De bedoeling van