1467
25 NOVEMBER 1971
de heer Roozeboom is mijns inziens dat in toekomstige begrotingen
wat duidelijker uitkomt wat er aan de hand is. Ik geloof dat dit inder
daad moet gebeuren, opdat een aantal opmerkingen vermeden wordt.
De heer Spanjer maakt nog een vergelijking in de salariscategorieën.
Ik geloof zijn mening als volgt te mogen weergeven. Er is een aantal
regie-mensen op een bepaald salaris-niveau. Wanneer wij dit salaris
niveau zouden terugkoppelen naar de dienst dan blijkt dat dit zeer du
re werknemers zijn. Misschien is hier toch sprake van een misverstand,
omdat het regie-personeel niet continu in dienst is. Dat regie-personeel
gaat pas zijn werk verrichten bij pieken in het bedrijf. Op dat moment
is het regie-personeel relatief gezien duurder dan het vaste personeel.
Ik geloof dat de vergelijking van de salarisklassen van het vaste en het
regie-personeel daarom een beetje mank gaat. Ik heb wat moeilijkhe
den met een vraag, die de heer Spanjer naar mijn eerste indruk terecht
stelt. Hij zegt dat bevestigd is dat er een registratie is van het bomen-
bestand, maar dat het college over het verloop niets kan mededelen.
Ik kan hem hierop op dit moment niet antwoorden. Ik hoop dat hij ook
zelf de vraag wil vasthouden totdat wij in de afdeling beplantingen van
de directeur van de desbetreffende dienst hierop een antwoord kunnen
krijgen. De heer Van Merkom heeft gelijk wanneer hij zegt dat er in
het blauwe boek niets groens te vinden is. Een uitzondering hierop is
echter het woord "landschapsdeskundige" op pagina 35, 7e regel. Dat
zal voor hem een bijzonder schrale troost zijn. Hoe is de nota nu tot
stand gekomen? Afgezien van het ontbreken van een inhoudsopgave
heeft de nota nog wel meer mankementen. Wij hebben er intern nog
al hard aan gewerkt. Het merkwaardige feit doet zich voor, hetgeen
ik u in alle openheid wil vertellen, dat de methodiek van de ene por
tefeuillehouder wat anders is geweest dan die van de andere. Wat mijn
portefeuille betreft heb ik ernaar gestreefd samen met de desbetreffen
de disciplines, dus een stuk van de sociografische dienst, openbare wer
ken, stadsontwikkeling en beplantingen in een aantal zittingen tot de
ze conceptie te komen. De directeur van de dienst van beplantingen
is hierbij continu aanwezig geweest. Ik heb iedereen gevraagd een
bijdrage te leveren. Dat heeft geleid tot een redactie, waarmede de
dienst van beplantingen het eens is. De heer Van Merkom zegt echter
terecht dat hij de beplantingen niet expliciet in de nota terugvindt.
Ik geloof niet dat ik op dit moment behoef toe te zeggen dat wij een
•aparte nota over de taakstelling van de dienst beplantingen zullen uit
brengen. Ik wil wel de suggestie van de heer Van Merkom overnemen door
voor te stellen het volgend jaar wat meer en expliciet aandacht te beste
den aan die functie van de dienst van beplantingen, die er nu in verband
met de integratie wat karig is afgekomen. Ik vind het wel plezierig dat
de heer Van Merkom hierom vraagt; ik geloof dat de dienst van beplan
tingen er recht op heeft. Ik meen dat ik op dit moment dan ook niet
behoef in te gaan op de vormen van openbaar groen en het kapverbod.
De heer Van Merkom heeft er behoefte aan een en ander duidelijker
te kunnen terugvinden. De voorzitter heeft ook al gezegd dat de vraag
stelling van mevrouw Stockmann met betrekking tot de kinderboerderij
thuishoort bij de dienst voor jeugd en sport. De heer Roozeboom heb
ik al beantwoord. Tenslotte heeft mevrouw jager, als ik haar tenminste
goed begrepen heb, wat bezwaar tegen de betonnen ondergrond van
speeltuinen. Mevrouw jager overvalt mij daarmede enigszins. Ik her
inner mij dat zij zich met dit onderwerp zeer lang en nadrukkelijk heeft
beziggehouden. Zij heeft een vraag gesteld en daarop antwoord gekre
gen.