1475 25 NOVEMBER 1971 van Breda zich tot ver buiten onze grenzen zullen uitstrekken. Naar mijn mening is dit in de directe toekomst ook noodzakelijk ten aan zien van de desbetreffende dienst. Voorts wil ik ook nog iets zeggen over de kinderboerderij. Al jarenlang is onze fractie bezig met het specificeren van de recreatieobjecten. Jammer genoeg is het nog steeds niet zover. Gelukkig is het college echter aan het studeren en ik hoop van harte dat wij er na de studie uit zijn. Ik ben het eens met de zake lijke argumenten, die hier naar voren zijn gebracht, waarbij ik het ac cent wil leggen op het standpunt dat tijdens het studeren niet gesaneerd moet worden. Tegenover gevoelsargumenten kan men de zakelijke ar gumenten naar voren brengen, maar ik geloof dat men bij het werken met levend materiaal ook de mening van de mensen moet vragen. Er bestaat over deze materie in onze fractie verschil van mening, maar ik zie dat niet zo somber in. Als wij nagaan dat er in negen jaar tijds geen ander meningsverschil in onze fractie heeft bestaan dan ten aanzien van de fluoridering van het drinkwater, dan geloof ik dat dat nogal meevalt. Uiteraard maak ik hierbij dan een vergelijking met andere fracties. Ik hoef nu dus niet te spreken namens mijn fractie; de heer Kroon kan, nu hij op tijd aanwezig kan zijn, zelf zijn mening naar voren brengen. Tenslotte wil ik het volgende zeggen. Het gaat mij minder om de kin derboerderij. Het college zou mij ervan kunnen beschuldigen erg zwaar aan dit punt te tillen. Het gaat mij echter absoluut meer om het prin cipe dat erachter zit. Ik ben het eens met de inhoud van de motie van de heer Brooimans en ik heb deze motie mede-ondertekend. Ik wil daarbij vertellen dat hierbij niets tekort wordt gedaan aan onze waar dering voor het werk van de dienst van beplantingen. Ik moet ook nog even reageren op een opmerking van mevrouw Stockmann, die het aan kondigen van de motie wat voorbarig vindt. Ik geloof dat de heer Brooi mans op een eerlijke manier heeft gehandeld. Wij kunnen nl. nu voor komen dat wij zoals de vorige keer in drie instanties spreken. Het kan nu direct bij de besprekingen betrokken worden. De heer AMERICA; De plaatselijke pers heeft mij erop attent gemaakt dat de jeugdadviesraad, de culturele raad en de sportstich ting zullen overgaan tot het instellen van een welzijnsraad. Ik weet niet precies wat het inhoudt, maar wil toch alvast een proficiat uitspre ken. Ik stel het bijzonder op prijs dat een nauwere samenwerking tus sen deze afdelingen tot stand komt. Toch wil ik in verband hiermede een principiële vraag aan het college stellen. Het begrip welzijn is in de beleidsnota veel ruimer omschreven, ofschoon de drie genoemde groeperingen bijzonder belangrijk zijn. Het is gebleken dat van onder op een duidelijke behoefte bestaat aan een stuk samenwerking ten aan zien van allerlei terreinen van welzijnszorg. Is het college niet van mening dat nu de tijd rijp is om ook andere groeperingen aan diezelfde tafel uit te nodigen, opdat niet weer een huis gebouwd wordt waarin drie groeperingen gehuisvest zijn en de andere straks via een achterdeur als vreemden moeten binnenkomen. Nu zal mijns inziens een aantal vertegenwoordigers van een groot aantal sectoren van onze maatschap pij aan tafel moeten gaan zitten, die meteen gezamenlijk een groot gebouw kunnen maken. Indien nodig wil ik hierop graag nog meer concreet terugkomen bij de bespreking over de afdeling sociale zaken, omdat ik met name die sectoren daarbij zou willen betrekken. Het zou echter prettig zijn indien het college al bekend zou kunnen ma ken of het de bedoeling heeft in deze mede het beleid uit te zetten en of het bereid is, voorzover het van het college afhangt, het kader

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1475