145 11 FEBRUARI 1971 de raad heb gegeven er goed aan te denken dat de gang van zaken zoals die is geweest zonder meer niet acceptabel is. Dit geldt ook ten aanzien van een eventuele grenswijziging. Het doet mij genoegen dat de wethouder in dit opzicht ook nog andere kwesties naar voren heeft gebracht die ik niet heb genoemd, zoals de hele procedure die nodig is in verband met onteigening, ontheffing, enz. Het is vrijwel ondoenlijk om op het grondgebied van een andere gemeente te bouwen, zoals ik in eerste instantie duidelijk heb gezegd. Wan neer indertijd de grondruil van de Haagse Beemden zou zijn door gegaan, zodat dit gebied waarin wij miljoenen hebben geihvesteerd nu tot Breda zou behoren, zouden wij nu ongetwijfeld wél aan het bouwen zijn. Het verwondert mij dat het college van mening is -- de wet houder heeft het gezegd -- dat het grondprobleem pas in 1976 zeer nijpend zal worden en dat dan pas zal moeten worden begonnen met het bouwen op nieuwe gronden. Ik heb hier in de loop der jaren ge leerd dat er, zoals door het vorige college steeds is gezegd, vanaf het tijdstip dat een bestemmingsplan wordt ingediend, vier jaar nodig is voordat er kan worden gebouwd. Ik moet zeggen dat met alle ver traging die kan optreden -- ik denk maar aan Princenhage-West, enz. -- u toch wel erg optimistisch bent te denken dat er tot 1976 rond zal zijn om voldoende te kunnen bouwen en met voldoende edoel ik dan minimaal 1300 eenheden per jaar. Wanneer u zegt te geloven dat wij in 1974, dat is dus over drie jaar, met de Haagse Beemden zullen kunnen beginnen waar, zoals ik in eerste instantie heb gezegd, nog geen spade in de grond is gestoken, meen ik dat ook dit erg optimistisch is. Wat de bouw van goedkope woningen betreft hebt u gesteld dat het bouwen van woningen in de prijsklasse van 80,-- tot 100, tegenwoordig onmogelijk is, zodat er goedkope woningen zullen moeten worden vrijgemaakt, terwijl oudere woningen voor een lange levensduur moeten worden gerenoveerd. Ik ben het daar volledig en van harte mee eens, ook wat de prioriteit betreft voor de 330 woningen in de Gerardus Majellawijk, waarover wij binnenkort nadere gegevens van het college mogen verwachten. Wat betreft de versterking van de doorstromingsregeling kunnen wij in het algemeen van harte instemmen met hetgeen daarover is gezegd. Ik moet echter wel enkele vraagtekens zetten achter de hardere lijn die u zegt te willen voeren, waarbij huuropzeggingen zouden plaats vinden. U hebt daar trouwens zelf ook al een vraagteken bij gezet, omdat u niet weet hoe dit eventueel bij de rechter zal vallen. Ik veronderstel echter dat wij daarover in de nota over het huisvestings beleid die ons op korte termijn is toegezegd zeker nog nadere inlich tingen zullen krijgen. Wat de beantwoording van wethouder Melzer betreft zou ik willen zeggen dat ik nu liever niet wil ingaan op het probleem van de huisvuilverwerking. Mijn fractiegenoot de heer kramer zal hierop bij de hoofdstuksgewijze behandeling uitvoerig terugkomen. De wet houder heeft wel gezegd dat voorstellen hierover nog in deze zit tingsperiode kunnen worden verwacht, In het investeringsplan zie ik echter dat de eerste aanzet pas komt in 1975. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Bovendien ben ik van mening dat er voor die tijd toch al iets anders zal moeten gebeuren. De elektriciteitstarieven heb ik naar voren gebracht in relatie tot de beantwoording van wethouder Broeders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 145