1479
25 NOVEMBER 1971
tot handelen. Ik bevind mij hierbij, zoals ik al gezegd heb, in het
goede gezelschap van de raad zelf. Uit de toelichting op vraag 120
in het kader van de openlucht-recreatie heb ik heel duidelijk begre
pen dat men eerst de studie wil afwachten en daarna pas bepaald wil
zien waar de kinderboerderij thuishoort. Daarmede is echter de be
voegdheid van het college van burgemeester en wethouders niet in
het geding. Die bevoegdheid blijft bestaan. Ik meen dat, nu eenmaal
de situatie ontstaan is van het onbeperkt toegankelijk zijn van deze
kinderboerderij, en dat het wanneer deze beperkt toegankelijk zou
zijn een heel vanzelfsprekende zaak zou zijn dat deze onder de dienst
van beplantingen zou vallen, men zelfs zover zou kunnen gaan dat
men het het college kwalijk zou nemen als het deze stap niet gezet
zou hebben. Het is zo vanzelfsprekend dat de kinderboerderij niet
thuishoort bij de dienst voor jeugd en sport en wanneer de kinderboer
derij door de raad zelf onder het hoofdstuk actieve recreatie wordt ge
plaatst, dan hoort zij thuis, evenals een groot aantal andere projecten,
bij de dienst van beplantingen. Ik ga nu even in op de opmerkingen
van de heren Brooimans, Kramer, Jansen en America. Men zegt dat
tijdens het studeren niet gesaneerd dient te worden. De heer Brooimans
zegt bovendien dat de organisatie goed is en dat het zo maar moet
blijven. Ik hoop dat wij elkaar wel kunnen overtuigen van het feit
dat dat helemaal niet betekent dat de organisatie na de overdracht,
die intussen door het college is gerealiseerd, niet goed zou zijn. Ik
vind dit dus, vanuit het standpunt van het college redenerend, geen
argument. Er wordt gezegd dat tijdens het studeren niet gesaneerd
dient te worden. Ik. moet toch zeggen dat het geen goede zaak zou zijn
als men tijdens het studeren over allerlei onderwerpen geen maatrege
len zou kunnen nemen en zou kunnen saneren. Ik vind trouwens dat
wij ten aanzien van deze zaak niet over sanering kunnen spreken. Ge
tuige hetgeen ik zojuist gezegd heb vind ik het gebruik van dit woord
in dit verband ook verkeerd. Er worden twee zaken aan elkaar gekoppeld,
die weinig of niets met elkaar te maken hebben. Bovendien ben ik van
mening dat men wel degelijk op de eerste plaats de verordening moet
naleven en vervolgens moet willen saneren tijdens het studeren. Dit
is dus het antwoord van het college van burgemeester en wethouders.
Het college ontraadt de raad dus bepaald tot indiening van de motie
over te gaan, hetgeen betekent dat wij niet voornemens zijn terug te
komen op een besluit dat door het college genomen is. Ik hoop dat
ik daarin voldoende duidelijk ben geweest.
De heer MANS: Ik wil beginnen met een antwoord aan mevrouw
jager. Zij heeft inderdaad tot mijn verrassing niet gesproken over het
zwembad Noord, maar ik geloof dat de heer Kramer al één van de
redenen genoemd heeft waarom zij dat niet heeft gedaan. Zij heeft
ook niet gesproken over de sporthal. Andere mensen hebben er wel
over gesproken, dus ik zal er toch nog even iets over zeggen, maar
veel nieuws heb ik daarover op dit moment niet. Mevrouw jager heeft
gezegd dat sportclubs in grote financiële moeilijkheden zitten en als
voorbeeld heeft zij daarbij aangehaald de zwemclub Surae, die de
contributie heeft moeten verhogen van 35, -- tot 78, --. Mevrouw
jager noemt de 40°]o subsidie bepaald onvoldoende. Ik wil niet zeggen
dat ik niet onderschrijf dat 40°]o subsidie wat weinig is, maar het moet
mij toch wel even van het hart dat de heer Sandberg in zijn algemene
beschouwing verklaart dat wij die subsidiëring toch eens onder de loep
moeten nemen, omdat die zo langzamerhand de spuigaten uit gaat