1486
25 NOVEMBER 1971
De VOORZITTER: Dat is gunstig.' Ik heb de motie nog niet en kan
haar voorlopig nog niet bij u losscheuren. Dat is ook niet nodig.
De heer VON SCHMID: Ik wil, al is het dan pas in tweede instan
tie, ook nog een enkele opmerking maken over de kwestie van de kin
derboerderij. Aanvankelijk meende ik dat wij volledig accoord konden
gaan met uw omschrijving van openluchtrecreatie, maar ik geloof dat
er toch nog wel een kanttekening bij te maken is. Ik beschouw de kin
derboerderij meer als een randgeval. Men kan niet zo maar zeggen dat
het een parkje is met een paar dieren, die men gaat bekijken. Het is
nl. ook nog een object van b. v. gericht studiebezoek van schoolkinde
ren. In Breda bestaat een natuurhistorische vereniging, die zich ook
geweldig voor deze kinderboerderij interesseert en jeugdactiviteiten
organiseert. Op die manier bekeken is er niet alleen sprake van open
luchtrecreatie, maar zit er wel degelijk een kant aan die bij de sector
jeugd thuishoort. Men zou b. v. ook nog kunnen stellen dat de opvattin
gen over het dierenbestand anders zijn bij de dienst die zich met jeugd
zaken bezighoudt dan bij de dienst van beplantingen, die geheel andere
maatstaven zou kunnen aanleggen ten aanzien van het onderhoud van
de kinderboerderij. Dat lijkt mij toch ook wel een belangrijke zaak.
Ik wil dus de kinderboerderij voorlopig als een randgeval situeren en
mij aansluiten bij de opvatting van de heer Brooimans, dat een verde
re studie op zijn plaats is. Er kan dan worden uitgemaakt onder welke
dienst de kinderboerderij moet vallen. Over de bevoegdheid wil ik het
uiteraard helemaal niet hebben. Misschien mag ik nog even een kant
tekening maken bij het antwoord van wethouder Mans. Ik geloof dat er
nog wel enig verschil is in het antwoord op de vraag wat welzijn is en
wat een welzijnsraad is. Dat dekt elkaar natuurlijk niet zonder meer.
Ik vraag mij tenslotte af of het slot van de brief, die de wethouder zo
juist citeerde, een omschrijving geeft van wat b.v. in de kringen van
de Culturele Raad onder welzijnsraad wordt verstaan.
De heer JANSEN: Ik wil nog even terugkomen op de noodvoorzie
ningen, die door wethouder Mans zeer mooi houten keten worden ge
noemd, maar die niet mooi zijn. Ik geloof toch dat zij zouden kunnen
fungeren als ontmoetingscentra. Dat hebben wij in deze tijd erg nodig,
zeker nu zeer duidelijk is dat de behoefte hieraan aanwezig is. Wan
neer dan eventueel later een gemeenschapshuis wordt gerealiseerd, dan
kunnen die houten keten toch nog in het beleid worden ingepast door
ze te gebruiken als kleedvoorzieningen of clubhuizen bij sportaccom
modaties. Ik heb dit in eerste instantie ook zo bedoeld. Wat de kosten
betreft meen ik dat voor een redelijk gemeenschapshuis toch al gauw
800. 000, -- zal moeten worden betaald, terwijl een zeer goede nood
voorziening niet meer dan 100.000, -- zal kosten. Met betrekking
tot de activering van de opleiding van jeugd- en vormingsleiders wil
ik het volgende opmerken. Zeer lang geleden hebben wij nl. een dis
cussie gehad over de vraag óf er bij de jeugd wel behoefte bestond aan
dergelijke leiders. Ik heb daarom eens een enquête gehouden onder de
jeugd, waaruit bleek dat hieraan inderdaad behoefte bestaat, zelfs aan
fulltime-beroepsbegeleidingskrachten. Ik heb in die enquête nog een
aantal andere zaken meegenomen en ik wil de uitslag van de enquête
graag aan het college ter beschikking stellen, maar ik heb nog niet ge
hoord of het college hiervoor belangstelling heeft.
De heer MANS: Bedankti