1488 25 NOVEMBER 19V1 moet worden ingecalculeerd dat zij de overheveling niet prettig vin den; zij werken immers met levend materiaal. Voorts moet hierbij mijns inziens worden betrokken dat er, ook al betreft het maar een klein groepje, geen inspraakmogelijkheid is geweest. Dit vind ik toch wel in tegenstelling tot de nota, die momenteel aan de orde is in het georganiseerd overleg, over de wijze waarop ambtenaren in het geheel inspraak zullen verkrijgen. Tenslotte is er nog het kwartjesgeval", zoals ik het heb genoemd. Aanvankelijk werd 0,25 entree geheven. Wij hebben een rationeel-denkende directeur, die op een gegeven moment zegt dat die entreeheffing teniet moet worden gedaan, omdat daarmede het salaris van de man, die met de kaartverkoop belast is, niet wordt gedekt en dat deze man beter ergens anders kan worden in gezet. Het college aanvaardt dit. Ik vertel dit allemaal maar vrijblij vend en zoals ik het zie. Als dank krijgt de directeur dan even later de mededeling dat hij dat stukje van zijn dienst nu kwijt is. Wij moe ten allemaal goed begrijpen welke menselijke trekjes hierbij een rol spelen. Indien de directeur niet doelmatig had gehandeld zou de kin derboerderij, die de directeur en zijn staf zo gaarne hadden willen be houden, onder de dienst voor jeugd en sport zijn blijven ressorteren. Alles overwegend moet ik zeggen dat wij nu met onze verordening op de verkeerde weg zijn. Wij mogen dan wel verdacht worden dat wij pas op de plaats maken met betrekking tot inspraak en vernieuwing, maar ik wil nu toch wel rigoureus stellen dat ik het met deze gang van zaken niet eens ben. Ik heb er nog begrip voor dat het college een hard standpunt inneemt en zegt dat dit nu eenmaal de verordening is, maar ik moet ook zeggen dat de afdeling voor jeugd en sport ook van mening was een hard standpunt te moeten innemen en een motie te moeten indienen om te bereiken dat een en ander S la minute ver anderd wordt. Ik geloof dat het goed is wanneer men eens bij zichzelf te rade gaat. Dat hebben de leden van de afdeling voor jeugd, sport en recreatie ook gedaan en zij zijn tot de conclusie gekomen dat het het verstandigst is de zaak te laten rusten totdat de studie, waarover in het antwoord op vraag 120 wordt gesproken, achter de rug is. Wij hebben er begrip voor dat de zaak niet meteen gewijzigd kan worden. Het lijkt mij beter hiervan nu geen probleem te maken, omdat dit al les anders weer bij een wijziging van de begroting aan de orde zou ko men, hetgeen mij niet verstandig lijkt. Ik meen dat de heer Brooimans zijn motie nu maar moet voorlezen; de motie is aangepast. De VOORZITTER: De heer Brooimans heeft dus uw toestemming gekregen om de motie maar voor te lezen. Misschien is het toch maar verstandig dat de motie mij nu wordt overhandigd. Dames en heren, er is een motie ingediend, ondertekend door tien raadsleden. De in houd hiervan luidt als volgt: "DE RAAD DER GEMEENTE BREDA, GEHOORD DE BESPREKINGEN BE TREFFENDE DE KINDERDIERENTUIN (VRAAG 120 VAN DE GEMEENTE BEGROTING) IS VAN MENING DAT DEZE KINDERDIERENTUIN TIJDENS DE STUDIEPERIODE GENOEMD IN HET ANTWOORD OP VRAAG 120 NIET OVERGEBRACHT DIENT TE WORDEN VAN DE DIENST VOOR JEUGD EN SPORT NAAR DE DIENST VAN BEPLANTINGEN. DE BESTAANDE BE- HEERSVERORDENING DIENT TE WORDEN AANGEPAST". (Voor uitslag stemming zie blz. 1493).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1488