1492
25 NOVEMBER 1971
raad, dan geloof ik het spel eerlijk te moeten spelen en deze uitspraak
te moeten weigeren, omdat deze zaak het gehele college aangaat. De
heer Von Schmid vraagt verder hoe de Culturele Raad hierover denkt.
Ik meen dat juist de pogingen die wij hebben ondernomen om de men
sen aan één tafel te zetten erop duiden dat wij ook graag in samenspraak
met de adviesraden trachten te komen tot een definiëring van de ideale
welzijnsraad. De heer America vindt het jammer dat in officiële krin
gen over een welzijnsraad wordt gesproken. Ik moet toch wel uitdruk
kelijk stellen dat in mijn brief aan de adviesraden niet gesproken wordt
over de welzijnsraad. Ik wil niet ontkennen dat de Stem een officiële
kring is, maa,r dat is natuurlijk een andere zaak. Ik ben er overigens
toch wel verheugd over dat de heer America zijn felicitaties vasthoudt.
De heer Sandberg constateert tenslotte dat voor de tweede maal wordt
gewezen op een frictie in de fractie en hij vindt het onjuist dat de wet
houder wijst op tegenstrijdigheden in een fractie. Naar mijn mening
doen de raadsleden dit ook wel eens. Ik kan niet beloven dat ik het
niet meer zal doen, maar als de heer Sandberg dat wenst zal ik hier
mede wel wat voorzichtiger zijn. Er is ook nog gesproken over de open
baarheid van de sportstichting. Het is bekend dat de Culturele Raad en
de Jeugdadviesraad openbaar zijn. De sportstichting is van oudsher niet
openbaar. Wij zijn intern bezig met een discussie hierover en zodra
deze discussie afgerond is zal de raad desbetreffende mededelingen ont
vangen»
De VOORZITTER: Mijnheer Brooimans, mag ik u vragen wat er
met de motie gaat gebeuren?
De heer BROOIMANS: Mag ik u vragen om een schorsing van en
kele minuten? Ik wil nl. graag met de leden van de afdeling contact
opnemen.
De VOORZITTER: Ik ga graag accoord met een schorsing van
maximaal vijf minuten.
SCHORSING
De VOORZITTER: De motie is aan de orde. Ik verzoek de heer
Brooimans de uitslag bekend te maken van het beraad, dat door de af
deling is gehouden.
De heer BROOIMANS: Het beraad heeft ertoe geleid dat de mo
tie wordt gehandhaafd, met uitzondering van de laatste zin. De motie
krijgt dus de betekenis van een verzoek aan het college het besluit op
te schorten.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb een opmerking, die misschien
helemaal buiten de orde is, maar ik moet u zeggen dat ik het een treu
rige zaak vind dat in een begrotingsvergadering zo lang wordt gepraat
over een kinderboerderij.
De VOORZITTER: Ik denk dat die boodschap overkomt. Ik hoop
dat u daar verder geen consequenties uit trekt. Het college heeft er
geen behoefte aan over de motie nog het woord te voeren. Het karak
ter van de motie is vanzelfsprekend niet veranderd en wij zullen tot
stemming overgaan.