1494 25 NOVEMBER 1971 komende jaren eveneens een punt van aandacht zal zijn en dat de ver dere uitbouw van dit aspect gestalte zal kunnen krijgen via avondspreek uren en het experimenteren met wijkspreekuren, b, v. in het Westein de". Ik vind het knap om vragen zo te beantwoorden dat het heel wat lijkt, maar dat het weinig of niets zegt. Wij zijn van mening dat nu eindelijk eens op korte termijn concrete initiatieven genomen dienen te worden betreffende de voorlichting over de Algemene Bijstandswet, temeer daar uit recente onderzoekingen is komen vast te staan dat bijna driekwart van de mensen, die via de Algemene Bijstandswet recht hadden op hulp, te weinig of helemaal geen uitkering ontvingen. Ik heb het al eerder gezegd: dit is in de practijk gebleken bij drie infor matiecentra, die in Nederland door een aantal maatschappelijke en kerkelijke organisaties in het kader van de dienstverlening werden op gericht. Veel mensen kennen dus blijkbaar de inhoud van de wet niet, weten niet welke rechten zij hebben en tot wie zij zich moeten rich ten. In De Stem hebben wij kunnen lezen dat de wethouder naar ik meen dinsdagavond goed op dreef was en dat hij op dat moment een groot rekenmeester was. Ik geloof dat het plaatselijk dagblad dit te recht heeft vastgesteld. De wethouder heeft gezegd dat 25van de Bredase bevolking opgenomen is in de dossiers van de sociale dienst en losweg voegt hij daaraan toe toch wel wat verbaasd te zijn dat ge sproken wordt over een drempelvrees ten aanzien van de Algemene Bijstandswet. Ik neem aan dat die losse opmerking in de rekensituatie, waarin hij zich op dat moment bevond, niet helemaal serieus bedoeld was. Mocht de opmerking wel serieus bedoeld zijn geweest, dan wil ik graag exacte cijfers ontvangen, op grond waarvan de wethouder en de Sociale Dienst kunnen aantonen dat Breda op de uitkomsten van de onderzoekingen bij de drie informatiecentra een gunstige uitzonde ring maakt. Ik kom nog even terug op dat onderzoek bij die informatie centra. De initiatiefnemers waren inderdaad enorm verrast door de gro te aantallen bezoekers, omdat in de drie plaatsen, nl. in het land van Heusden en Altena, oosterlijk Gelderland en de stad Groningen, nor male voorlichtingsmogelijkheden aanwezig waren. Mijn conclusie is dat er een grote behoefte bestaat aan voorlichting over de bijstandswet, waarin blijkbaar niet voorzien wordt via de bestaande mogelijkheden. Bovendi en heb ik zojuist getracht een analyse te geven van de naar mijn gevoel in cliché's gestelde antwoorden op vraag 146. Ik wil nu concreet aan de wethouder vragen of hij bereid is opdracht te geven aan de Sociale Dienst om advies uit te brengen over een experiment met informatiecentra in Breda? In dit verband wil ik tenslotte nog zeggen dat onze fractie met veel belangstelling kennis genomen heeft van het in de beleidsnota aangekondigde onderzoek naar de structurele oorzaken van de aanvragen om bijstand. Bestaan er concrete plannen ten aanzien van dit onderzoek? Door wie zal het worden gehouden, binnen welke termijn wordt het afgesloten en hoe staat het met de fi- na ncieringsmiddelen? Mevrouw J3GER-MIDDELBEEK: Onze fractievoorzitter heeft bij de algemene beschouwing als stelling nr. 5 naar voren gebracht: "er di'ent door de plaatselijke overheid meer toezicht te worden uitgeoe fend op het misbruik maken van de sociale voorzieningen. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de werkloosheidsuitkeringen". On danks de opmerking van de wethouder kom ik hierop toch terug, om dat ik het gewoon nodig vind. Het duurt trouwens maar vijf minuten. Tijdens de openbare afdelingsvergadering van de sociale dienst heb ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1494