147
11 FEBRUARI 1971
De heer FROGER: Om met het laatste te beginnen, ik hoop dat
ik de heer Kroon van zijn zojuist uitgesproken mening ten aanzien
van mijn handelen kan bekeren.
Dan kom ik vervolgens aan de beantwoording door het college
en wel in de eerste plaats aan het betoog van de voorzitter, waarin
de opmerking voorkwam dat hij in de toekomst ook mogelijkheden
ziet voor hulpsecretarieën. Ik zou willen zeggen dat dit mij als mu
ziek in de oren klinkt en ik wil daar -- constructief, mijnheer Krcon!
-- aan toevoegen dat ik daarvoor oude raadhuizen een voortreffelijke
huisvesting vind.
De heer Broeders heeft gezegd dat hij niet weet over welk bedrag
men zou kunnen beschikken in de totale begroting. Ik begrijp dat het
dan heel moeilijk wordt om te begroten, want als men geen punt van
uitgang heeft is begroten geen gemakkelijke opgave. Als ik hem goed
heb begrepen, zegt hij dat als men met een met-sluitende begroting
wil werken -- stel dat de raad dit in de toekomst zou willen doen --
men in 1972 al maatregelen moet nemen om in 1973 met een met-
sluitende begroting te komen en goed uit te komen. Misschien dat
de heer Crul, die het heeft gehad over het werken met een niet-
sluitende begroting in het belang van de gemeente, met mij de heer
Broeders de vraag zou willen stellen zodanige maatregelen te treffen,
dat in 1972 de begroting er zo uit ziet dat de raad in 1973 inderdaad
zo zou kunnen beslissen. Op dit moment namelijk is een groot deel
van de raad, bestaande uit nieuwe leden, eigenlijk gewoon overge
leverd aan het vroegere beleid, zodat zij eigenlijk niet beter zouden
kunnen doen dan de begroting voor kennisgeving aan te nemen.
De heer de Raaff heeft het gehad over de gastarbeiders, in het
bijzonder over hun huisvesting. Ik veronderstel dat iedereen het wel
zal toejuichen dat er een regeling op komst is die een nauwkeurige
controle op die huisvesting mogelijk zal maken. Ik vraag mij alleen
af hoe hij de bestaande huisvesting onder die regeling wil brengen.
Ik zou er, zoals door ons ook reeds bij de vragen is gesteld, op wil
len aandringen dat zolang deze regeling niet bestaat door bouw- en
woningtoezicht -- dat strikt genomen bij een andere wethouder thuis
hoort -- streng toezicht op die huisvesting wordt uitgeoefend. Ik meen
dat dit mogelijk is. Het wordt overigens wel een moeilijke zaak,
wanneer wij vernemen dat gisteren de minister heeft gezegd dat ille
gale gastarbeiders eigenlijk maar door de mensen die hen huisvesten
moeten worden "verdoezeld". Ik vind dat een eigenaardige uitspraak.
De heer van Dun heeft gesproken over de verkoop van woningwet
woningen. Ik meen dat de vroegere principes dat de vorming van eigen
woningbezit is toe te juichen een goede zaak waren, ware het niet
dat de regering op dit moment door nieuwe belastingmaatregelen het
onderhouden van een woning minder attractief heeft gemaakt. Hij heeft
ook gesproken over de wens om de woningen goed te onderhouden.
De Tweede Kamer heeft dit besluit naar ik meen al genomen en het
moet nog naar de Eerste Kamer. Zoals men weet zijn de onderhouds
kosten van een woning niet meer aftrekbaar. Wanneer dit inderdaad
doorgaat, kan ik mij voorstellen dat de mensen ook steeds minder
belangstelling hebben om hun eigen woningbezit in stand te houden
De heer VAN DER WERFF: Dat betreft in elk geval het huizen-
bezit met een waarde van boven de 40. 000,--. De heer Froger
is dus niet volledig geihformeerd. Bovendien is het de Eerste Kamer
al gepasseerd, met de stemmen van de V. V. D. tegen.