1499
25 NOVEMBER 1971
heb ik reeds gesproken. Ik. ben het met mevrouw Van Rooy eens dat de
voorlichting zakelijk en zonder veel emoties moet worden gegeven.
Een van onze eigen mensen geeft echter op het ogenblik via de radio
voorlichting over de Algemene Bijstandswet en andere sociale wetten.
Het staat daarom voor mij vast dat dan objectieve en juiste voorlich
ting gegeven zal worden. Mevrouw Van Rooy spreekt ook over een men
selijke benadering van al diegenen, die zich in een stress-situatie be
vinden. Ik ben het daarmee eens. De mensen van de sociale dienst
houden regelmatig teambesprekingen. Zij worden ervoor opgeleid,
maar het kan natuurlijk wel eens een keer verkeerd uitvallen. Mevrouw
Van Rooy pleit voor een menselijke benadering van diegenen, die bij
de sociale dienst aankloppen, maar ik wil toch ook wel eens aandacht
vragen voor de situatie van de mensen die bij de sociale dienst werken.
Het gaat echt niet alleen om vriendelijke, oudere mensen die zich bij
de sociale dienst vervoegen; er zijn ook zeer veel brutale mensen bij,
zodat ook de ambtenaren zich steeds in een stress-situatie bevinden.
De heer Quadekker stelt voor een juffrouw bij het informatiecentrum
aan te stellen, teneinde de drempelvrees weg te werken.
De heer QUADEKKER: Het mag ook een mevrouw zijn.'
De heer DE RAAFF: In ieder geval van hetzelfde geslacht.' Op
het eerste gezicht lijkt het voorstel van de heer Quadekker niet zo gek,
maar ik moet toch zeggen dat de zaak mij om technische redenen niet
uitvoerbaar lijkt. Wij zouden wel een juffrouw of een mevrouw bij het
informatiecentrum tewerk kunnen stellen, maar zij kan toch ook niet
alleen alles afdoen. Zij zal dan toch weer moeten verwijzen naar de
sociale dienst en daarmede is het probleem van de drempelvrees dus
de wereld niet uit. Overigens geloof ik dat die drempelvrees toch enigs
zins gerelativeerd moet worden. Men zegt nu wel dat er een enorme
schroom bestaat, maar zonder gegevens in handen waag ik het toch
te betwijfelen of dit nu wel zo is. Ik weet wel dat er speciaal bij be
jaarden een schroom bestaat en evenmin als men kan bewijzen dat
het hierbij om een groot aantal mensen gaat kan ik aantonen dat het
een klein aantal mensen betreft, maar ik heb toch geen aanwijzing om
aan te nemen dat de schroom groot is. Ik maakte geen grapje toen ik
vertelde dat 25% van de Bredase bevolking in de dossiers van de socia
le dienst is opgenomen; dat is de werkelijkheid. Ik mag aannemen dat
er dan ook nog wel mensen zullen zijn, die geen uitkering van de so
ciale dienst zullen ontvangen. De heer America heeft mij gevraagd
hoe ik over de welzijnsraad denk. Toen ik enkele jaren geleden wet
houder werd en dus alle mogelijke informatie over de sociale sector
verkreeg, kreeg ik de indruk dat het welzijnsbeleid ressorteerde onder
de wethouder van sociale zaken, maatschappelijk werk en volksgezond
heid, nl. als een soort prerogatief. Men zou kunnen spreken van een
"welzijnswethouder". Ik heb daarmede altijd nogal moeite gehad en
ik heb ook nooit geloofd dat de zaak zo ligt. Ditmaal heeft het colle
ge in zijn beleidsnota duidelijk verklaard hoe het over welzijn denkt en
wat naar zijn mening een welzijnsraad is. Het college is van mening
dat de gemeenteraad van Breda, dus inclusief het college, de welzijns
raad is. De coördinatie van alle deelgebieden, die bijdragen tot het
welzijn, moet hier in de gemeenteraad geschieden en niet in een raad,
die naast de gemeenteraad opereert. Ook de wethouder van sociale za
ken is dus helemaal niet gelukkig met de ontwikkeling dat sommige
deelgebieden pretenderen het welzijnsbeleid te vertegenwoordigen. Ik