1502 25 NOVEMBER 1971 brochure gemaakt kunnen worden, die aangeeft wat de mensen in deze v moeilijke wereld moeten doen om hulp te verkrijgen en indien deze 1 hulp niet verkregen is welke mogelijkheden er zijn om in beroep te c gaan? Ik geloof niet dat er dan 20, 000 brieven geschreven zouden moe- v ten worden, In die brochure zou o, a. kunnen worden vermeld dat de bijgevoegde beschikking moeilijk in elkaar zit, maar dat een en an- I der aldus moet worden begrepen. Verder kan in de brochure een voor- beeld van een bezwaarschrift worden opgenomen en kunnen de conse- c quenties van het in beroep gaan worden vermeld. Ik geloof dat dit dui- delijk een hulpmiddel zou kunnen zijn bij de voorlichting, die mejuf- j frouw Paulussen zo sterk bepleit. Ik kan dat helemaal ondersteunen. t Wat de coördinatiefunctie betreft ben ik blij met de toezegging van e de wethouder ten aanzien van de inventarisatie. Ik wil geen oude koei- i en uit de sloot halen, maar ik meen toch te moeten opmerken dat ik het jammer vind dat hieraan nu pas begonnen wordt. Ik zou het op prijs hebben gesteld, indien men met die fase veel eerder begonnen was. Ik moet dan ook zeggen dat ik ten aanzien van dit punt wat on- i geduldig ben. Ik zou het bijzonder waarderen als de wethouder de pro- cedure, die hij nu heel globaal heeft uiteengezet, eens verder zou willen uitwerken en zou willen voorzien van een tijdplanning. Daarna zou het voorstel in de raadsafdeling voor maatschappelijk werk aan de orde kun- nen worden gesteld, zodat wij de ontwikkeling kunnen bijhouden. Tij- j dens de algemene beschouwingen is dit globaal toegezegd, maar ik zou het aan de hand van een tijdschema willen concretiseren. j 1 Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Ik geloof ook dat ik zojuist niet gesproken heb over het bijsluiten van 20. 000 brieven, maar over een eenvoudig foldertje, waarin de grondprincipes van de Bijstandswet uiteengezet zouden worden en waaruit de mensen zouden begrijpen waarom zij al dan niet recht hebben op bijstand. Vervolgens wil ik mij graag achter het voorstel van de heer Quadekker scharen. Ik geloof zeker dat die mevrouw, die bij het informatiecentrum zou wor den aangesteld, niet de gehele zaak uit de doeken kan doen, maar zij zal wel de mensen meer thuis kunnen brengen en hen over hun angst om naar de sociale dienst te gaan kunnen heenhelpen. Indien deze mevrouw op de hoogte is van de grondprincipes zal zij mogelijk op het eerste gezicht kunnen zien of iemand voor bijstand in aanmerking komt. Dat is nl. helemaal niet zo ingewikkeld en dikwijls een kwes tie van een rekensom. De heer KOERTSHUIS: Ik wil even ingaan op het antwoord van de wethouder aan mevrouw jager. De wethouder zegt: sociale dienst is sociale dienst en recherche is recherche en hoort thuis bij de politie. Kan die sociale rechercheur dan niet worden ondergebracht bij de ge meentelijke politie? De heer DE RAAFF: Er is weer over de voorlichting gesproken. Ik meen in eerste instantie duidelijk gezegd te hebben hoe moeilijk deze zaak ligt. Op dit moment is er gewoon geen beter antwoord te geven. Wij zullen trachten tot een oplossing te komen. Ik kan nu nog niet zeggen of dit een locale of regionale oplossing zal worden. Ik ge loof dat een regionale voorlichting er in zit, maar wij wachten eerst het rapport van de heer Egas af. Ik heb inderdaad vergeten te antwoor den op de vraag van mejuffrouw Paulussen inzake het onderzoek naar de structurele oorzaken van de aanvragen om bijstand. Wij hebben het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1502