1507
25 NOVEMBER 1971
geen voorstel in het college komt, waaronder ik niet schrijf: is dit
niets voor de W.S. W. Het kan natuurlijk niet altijd iets voor de
W.S. W„ zijn, maar een en ander heeft toch de continue aandacht van
de betrokken wethouder. Mejuffrouw Paulussen brengt iets naar voren,
dat al regelmatig naar voren is gekomen, maar dat toch iets hardnek
kigs schijnt te zijn. Ik moet zeggen dat ik er wel eens een beetje ziek
van word. Het gaat om het onderscheid tussen economisch en sociaal
handelen. Ik zie geen tegenstelling tussen deze twee zaken en ik ben
van mening dat zij evenwichtig gestructureerd zijn. Mejuffrouw Pau
lussen zegt in de beleidsnota de uitspraak te missen dat de gehandicap
te mens centraal staat. Dit is echter zo vanzelfsprekend voor ons gevoel
dat wij niet eens de moeite hebben genomen dit te noteren; het is ge
woon de basis van ons handelen. Het streven naar winst is in het geheel
niet primair. Bij een bedrijf dat goed moet functioneren moet echter
toch wel op de kosten gelet worden, hetgeen ook gebeurt. Ik geloof
er niets van dat in de practijk de harde lijn gevolgd wordt, maar ik
geloof ook niet dat onder een juiste handelwijze moet worden verstaan
het maar alles goedvinden en laten betijen. Ik geloof ook niet dat dan
van een sociaal beleid sprake is. Mejuffrouw Paulussen heeft mij een
aantal vragen voorgelegd, die ik graag aan de desbetreffende instanties
die hierop zouden kunnen antwoorden of attent zouden moeten zijn,
wil doorgeven. Ik geloof op dit moment niet op al deze vragen te moe
ten ingaan; zij heeft dat ook niet gevraagd. De heer Von Schmid ver
heugt zich over het antwoord op vraag 164b in het vraag- en antwoord-
boek met betrekking tot een sociaal-psycholoog. Ook ik ben uiteraard
de mening toegedaan dat er behoefte bestaat aan een sociaal-psycho
loog. Iets anders is of dit meteen gerealiseerd kan worden, maar in
ieder geval is het een uitgemaakte zaak dat er eenmaal een sociaal
psycholoog zal moeten komen. De heer Von Schmid heeft ook nog ge
sproken over de vacantieregeling. Het is mij niet bekend dat hierover
momenteel onrust bestaat. Ik wil dit probleem graag doorspelen naar
de bestuurscommissie en de directie. Ik geloof dat in een bedrijf ook
niet alles mogelijk is. Ongetwijfeld zullen organisatorische problemen
ontstaan, indien iedereen naar eigen goeddunken met vacantie gaat.
Toch wil ik dit probleem onder de aandacht brengen, zodat bekeken
kan worden of in dit opzicht een soepeler beleid mogelijk is. De heer
Von Schmid zal begrijpen dat ik op dit moment hierop geen antwoord
kan geven.
De heer VAN DUIJL: Ik verheug mij over de erkenning van de
wethouder, dat de sociale werkvoorziening in het totaal gebeuren van
het gemeentelijk apparaat een min of meer aparte plaats inneemt. De
wethouder heeft ook. nog even de nadruk gelegd op mijn opmerking
over de bereidheid van het college om zo mogelijk de sociale werk
voorziening door middel van orders van werk te voorzien. Ik heb vol
komen begrepen dat die bereidheid bij het college aanwezig is. Toch
meende ik dit in het openbaar in deze raad te moeten zeggen, tenein
de dit niet alleen het college, maar ook diegenen die via de verschil
lende diensten samen met het college het beleid in de gemeente voe
ren, duidelijk kenbaar te maken. Vervolgens mag ik misschien in be
perkte zin ingaan op een opmerking van mejuffrouw Paulussen. Met
name de bestuurscommissie is bezig om haar nog steeds in opbouw
zijnde apparaat dusdanig uit te bouwen, dat juist het sociale aspect
met alle daaraan verbonden facetten ten aanzien van de man en de
vrouw, die in de sociale werkplaatsen hun taak verrichten, tot zijn