1508 25 NOVEMBER 1971 recht komt. De opmerking van de heer Von Schmid over de vacantie- regeling was voor mij geheel nieuw. De wethouder heeft verklaard dat een en ander aan de bestuurscommissie zal worden doorgegeven. Bij deze is dat dus eigenlijk al gebeurd, hoewel dat ook nog wel formeel zal gebeuren. In ieder geval zal dit punt de gevraagde aandacht krij gen. Mejuffrouw PAULUSSEN: Ik wil de wethouder zeggen dat het echt mijn bedoeling niet is geweest, dat hij een beetje ziek zou worden van mijn vraag. Ik heb ook in mijn inleidende opmerkingen niet gezegd er zonder meer van overtuigd te zijn dat een dergelijke situatie in Breda bestaat, maar ik moet toch zeggen dat wij er wat zorg over hebben. Een aantal concrete klachten uit de burgerij hebben ons nl. bereikt. Ik heb die klachten zojuist niet naar voren gebracht, omdat ik ze nog niet uit gezocht heb. Deze klachten hebben bij mij echter toch de indruk doen ontstaan dat er hier en daar nog wat verbeterd zou kunnen worden. Ik wil daarop graag op een later tijdstip uitvoeriger terugkomen. Ik wil nog wel graag de toezegging van de wethouder ontvangen dat hij de vragen aan de 4 commissies voorlegt. Mijns inziens zijn nl. de bestuurscom missies, de adviescommissie, de selectiecommissie en de commissie rechts betrekkingen ieder met een verschillende opdracht met deze werkvoorzie ning bezig, en ik kan mij voorstellen dat de ene commissie het ene as pect en de andere commissie weer het andere aspect tot haar zorg re kent, Ik zou het kortom bijzonder belangrijk vinden als de wethouder door de vragen voor te leggen aan de genoemde commissies zou kunnen stimu leren dat er een uitvoerige discussie op gang komt op de vier niveaus. Verder zou ik het op prijs stellen indien de wethouder concreet zou kun nen toezeggen dat wij binnen niet al te lange tijd een schriftelijk ant woord zullen ontvangen. Wij kunnen dan daarna de verdere discussie opnemen. De heer VON SCHMID: Ik ben natuurlijk blij met het antwoord van de wethouder en de heer Van Duijl dat aan het probleem aandacht zal worden besteed. Ik wil alleen nog iets opmerken met betrekking tot de geconstateerde onrust. In ieder geval circuleert er een stuk over deze kwestie, ondertekend door 36 mensen, die werkzaam zijn bij de sociale werkplaatsen. Er mag dan toch wel gesteld worden dat er onrust bestaat; dat lijkt mij een duidelijke zaak. De heer DE RAAFF: Ik heb niet ontkend dat er onrust zou bestaan. Ik heb alleen gezegd dat het bestaan van deze onrust mij niet bekend was. Een andere zaak is of men van onrust kan spreken als 36 mensen een brief ondertekenen. Op het ogenblik werken meer dan 450 mensen in de sociale werkplaatsen. De raad heeft echter kunnen horen dat er een onderzoek zal plaatsvinden. Ik hoef de heer Van Duijl niet te be antwoorden, omdat hij meer bevestigd heeft hetgeen reeds gezegd was. Mejuffrouw Paulussen heeft gezegd niet van plan geweest te zijn de wethouder ziek te maken. Ik ben blij met die opmerking. Toch heeft zij enige zorg naar aanleiding van klachten, waarover zij schijnt te beschikken. Ik heb begrepen dat mejuffrouw Paulussen hierop nog eens terugkomt. Ik zal dan graag kennisnemen van die klachten. Zij wil ook nog graag toezegging hebben over een schriftelijk antwoord ten aanzien van de reacties van de vier commissies. Er zijn wel vier com missies, maar de selectiecommissie en de commissie rechtsbetrekkin gen vormen samen de commissie ex art. 4, de adviescommissie, dus

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1508