1513 25 NOVEMBER 1971 verdeelstaat en zou er minder rekening-courantrente moeten worden opgevoerd. Ik begrijp het niet; ik kom er gewoon niet uit, vooral niet als ik zie dat in de begrotingen 1970, 1971 en 1972 geen kosten opge voerd worden voor te betalen rekening-courantrente. Onze fractie vindt het belangrijk dat enig licht op deze zaak wordt geworpen, vooral om dat de uitkomsten zo'n belangrijke rol spelen in de totale begroting. Ik wil nog één concrete vraag stellen. In het antwoord op vraag 184 be treffende de opbrengsten kapitaalsdienst wordt de vergoeding van 2. 500. 000, -- voornamelijk toegeschreven aan het waterbedrijf, terwijl op de kostenverdeelstaat, na aftrek van de opbrengsten voor de straatverlichting ad ca. 1. 500. 000, --, een bedrag van 11. 500. 000, verdeeld wordt over gas en electriciteit. Op de openbare afdelingsvergade ring is hierover ook al gesproken en ik moet ook nu zeggen dat ik een en ander niet goed met elkaar kan rijmen. Tenslotte wil ik nog een opmer king maken over de verhoging van de belastingheffing. Tijdens de al gemene beschouwingen heb ik gezegd dat deze verhoging onnodig is, in dien wij ons niet zo voorzichtig opstellen ten aanzien van de inkomsten van het Enwa-bedrijf. Ik heb een en ander toch wel kritisch bekeken en ik meen te mogen zeggen dat de verkoopcijfers toch wel aan de lage kant zijn; ze zijn voorzichtig geraamd. Nu zou men natuurlijk kunnen stellen dat de uitkomsten van 1970 en 1971 juist het tegendeel aangeven en dat er niet zoveel winst gemaakt is, maar op de afdelings vergadering is uitdrukkelijk verzekerd dat voor 1972 goed begroot is. Ik kan dan de verkoopcijfers vergelijkenderwijs bekijken. Verder heb ik gewoon ingecalculeerd dat de noodzakelijke kostenbewaking, die stringent aangepakt zal moeten worden, ook geld zal opbrengen. Ik meen dat hiermede mijn inzichten ten aanzien van de betere resulta ten voor 1972 verklaard zijn. De heer VAN GRAAFEILAND: Ik geloof dat na de openbare afdelings- vergadering van 1 november j. 1. niet zoveel opmerkingen meer gemaakt kunnen worden over het Enwabedrijf. Ik had vier opmerkingen op papier staan, nl. de uitkomsten van het bedrijf, die in ernstige mate van de begroting afwijken; ons standpunt met betrekking tot het moment van aanpassing van de tarieven; het achterblijven van investeringen; de wijkverwarming. Door de fractievoorzitter van de K.V.P. zijn tijdens de algemene beschouwingen al diverse opmerkingen gemaakt over de uitkomsten van het bedrijf en de wijkverwarming en mede met het oog op beperking van de spreektijd zal ik over deze onderwerpen niet zo veel meer zeggen. Het antwoord van de wethouder was naar onze mening overigens adequaat. Over de aanpassing van de tarieven is in het afge lopen jaar regelmatig gediscussieerd op de afdelingsvergaderingen van het Enwa. Ons standpunt, dat naar mijn mening coherent is aan dat van het college, is dat aanpassing van de tarieven dient te geschieden op die momenten, dat zulks op grond van de ontwikkeling van de ex ploitatie nodig is» Wij zijn van mening dat alleen deze stellingname een slagvaardig beleid ten goede komt en ons ook verzekert van het behalen van de normwinst, dan wel van het exploitabel houden, in dien er van normwinst helemaal geen sprake meer zal zijn. Tijdens de algemene beschouwingen hebben wij er geen misverstand over laten be staan dat naar onze mening op dit moment financieel gebalanceerd wordt op de rand van een sluitende en een niet-sluitende begroting. Het Enwa-bedrijf met name heeft in de afgelopen jaren nogal wat te lijden gehad van het achterblijven van de investeringen. Ik verwijs hiervoor alleen maar naar het achterblijven van de besteding van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1513