1528 26 NOVEMBER 1971 ech- verruimd. U moet weten dat de daarvoor geldende termijnen en ook iverigens het hele tijdschema van het college van b. en w. toch krap is. Ik kan ting on echter met u meevoelen, dat de periode waarin u dus de schriftelijke al ver- vragen moet indienen na bestudering toch niet overbodig lang is. Wij den- moeten dit echter toch bezien in het licht van de hele wijze van be samen handeling van de begroting, zonder op voorhand te kunnen zeggen wat a. Het daaraan precies zou moeten worden gedaan. Ik vind echter toch dat die hele procedure - dat hebben wij ook de afgelopen dagen al eens West- tegen elkaar gezegd - moet worden bekeken. Met name vind ik daar- heids- bij de vraag interessant wat de preciese betekenis is van de vragen en ie zij antwoorden. Ik zou daarop voorlopig nog positief willen reageren. Dit ngen, hele vraagstuk van de procedure van de begrotingsbehandeling moet nieu- mijns inziens inclusief het reglement van orde in haar totaliteit bezien m ge- worden. Ook gisteren is weer gebleken dat wij niet altijd even goed over- de weg kunnen met de stringente bepalingen van dat reglement. Ik tenmin- wij ste niet. Ik dacht dat ik u ook die toezegging kon doen en het is dan ppij vanzelfsprekend dat die termijnen dan een onderdeel van het gesprek tati- zullen uitmaken. over Ik ben blij met de waardering die mevrouw Van Nes heeft uit- wij gesproken aan het adres van de sociografische dienst. Vooral het karak- de ter van deze dienst en het dienstbaar zijn aan eigenlijk het gehele ge lat meenteapparaat in alle sectoren resulteren inderdaad in een omvang- r niet rijke opgave. Ik geloof ook dat de sociografische dienst en de directeur n wij zich daarvan goed kwijten. Ten aanzien van uw vragen over het opinie moe- en motivatie-onderzoek, waarmee nu in verband met de woontevreden- arzet- heid een begin is gemaakt, zou ik willen zeggen dat de sociografische ook dienst bepaald die weg zal opgaan. Ik heb dat ook al eens in de staf en mogen bespreken. Op welke terreinen dit zal zijn kan ik u nu niet be- van loven, maar ik geloof ook niet dat dit nu de bedoeling van uw vraag ;oals de is. Het is echter zeker een taak van de sociografische dienst de achter- men gronden na te gaan om te zien waar nu eigenlijk de motieven liggen, s aan- Ten aanzien van uw volgende vraag over de personeelsbezetting met zou ik willen zeggen, dat bij het college toch af en toe wel eens wat teeft zorg leeft over de grote hoeveelheden vragen die vanuit die verschil- mma's lende sectoren bij de sociografische dienst binnenkomen. Wij menen <keld dat het aantal vragen vanzelfsprekend moet zijn afgestemd op de mo- rdevol gelijkheden. De laatste tijd zijn er toch wel wat klachten - ook bij van de sociografische dienst - die behelzen dat het allemaal goed en wel ipen is allerlei vragen te stellen doch dat men daarbij rekening moet houden toe het met de personeelsbezetting. Omgekeerd moet men bij die personeels- nu bezetting natuurlijk ook rekening houden met de noodzaak van beant- ie aan woording van goede vragen. Men kan natuurlijk van alles onderzoeken, doch hier zijn ook grenzen. Wederzijds moeten deze aspecten dus op elkaar worden afgestemd. U weet de personeelsbezetting van dit mo- ragen ment en ik kan u niet beloven, dat daarbij een sociaal-psycholoog zal worden aangetrokken. U kunt er echter van overtuigd zijn, dat de re latie van personeel en werk door het college van b. en w. nauwlettend tregen op in de gaten wordt gehouden. Bij zijn opmerkingen over de voorlichting heeft de heer Sand- berg zijn betoog toegespitst op een voorlichtingsblad, waartoe het col- Dver- lege een voorstel zou moeten indienen. In het algemeen zou ik toch iets mogen opmerken, dat het met de voorlichting en speciaal met het ter- voorlichtingscentrum goed gaat. Het aantal bezoekers is groot en ook m de de belangstelling van alle mogelijke kanten is bepaald goed en zelfs arden meer dan bij het begin van het bestaan van het centrum werd gedacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1528