1533 26 NOVEMBER 1971 allemaal maar moet doen en voorts dat hij het zoekt in de sfeer van de informatie. Gisteren is bij de behandeling van de begroting van het vervoer bedrijf door de heren Brooimans en Mensen terecht gepleit voor een strenger optreden tegen straatverontreiniging en het klandestien storten van vuil. Ook mijn fractievoorzitter heeft hierover gesproken. Enige maanden geleden is door een wijziging in de politie-transacties de mo gelijkheid geschapen bij straatverontreiniging snelboetes op te leggen. Dit kan ons inziens vooral preventief een goede uitwerking hebben, doch wij vinden ook dat de gemeentelijke strafbepalingen inzake de straatver ontreiniging stringent toegepast moeten worden. Dat kan een taak zijn van de politie, maar wij vragen ons af of het politieapparaat voldoende bemand is - en daarover hebben wij wel eens klachten gehoord - om in deze een uiterst actief beleid te künnen voeren. Bovendien heeft de po litie ook nog wel wat anders te doen. Tegen deze achtergrond wil ik ook de mening van het ministerie van justitie onderstrepen, dat bij be strijding van de straatverontreiniging meer reinigingspolitie moet wor den ingeschakeld. In een aantal gemeenten - ik heb u dat ook al me degedeeld - functioneert zo'n reinigingspolitie reeds. Onlangs hebben wij kunnen lezen dat ook de gemeente Steenbergen tot instelling daar van overgaat. Nu weet ik wel - en nu kijk ik naar wethouder De Raaff - dat wij tegenwoordig gemeenten niet meer met elkaar mogen vergelij ken, maar ik ben overigens toch van mening dat op grond van de cij fers van de sociografische dienst de gemeenten Tilburg en Breda min stens evenvéel ambtenaren hebben. De heer GEENE: Hierbij zal ik graag meteen vraag 210 meene men, waar gesproken wordt over toenemende straatterreur. Soms heb ben wij de indruk dat dit toch niet het goede woord is, en dat die straat terreur met golven optreedt. Ik weet niet of dat ook weer iets te maken kan hebben met strenger en later weer afnemend politietoezicht. De politie heeft echter wel een belangrijke taak in de Bredase gemeenschap. Zij verricht die taak ook doeltreffend en waakt over orde en veiligheid van de burgers en biedt vaak de helpende hand aan mensen in nood. Daarom is het mijns inziens juist dat - bij alle kritiek die vaak op het corps wordt uitgeoefend - toch minstens eenmaal per jaar in het open baar wordt gezegd dat wij grote bewondering hebben voor de taakver vulling en het incasseringsvermogen van de politie. Doorgaans moeten de agenten optreden op een moment dat de hulpbehoevende niet in staat is tot normaal denken en handelen. Bovendien hebben zij de on aangename taak wetsovertreders te moeten verbaliseren. Ook dit is een omstandigheid, waarin de overtreder zich in zijn eigen waarde voelt aangetast en waain hij abnormaal reageert. In zulke situaties wordt een zware wissel getrokken op het geduld, de zelfbeheersing en de tact van de politie. Behoudens enkele uitzonderingen - want het zijn ook maar mensen - doorstaan zij deze beproevingen uitstekend. Bij het spreken over dit facet van de functie bedoelen wij ook, dat de mo derne aanpak, die is aangepast aan de moderne maatschappij, veel meer een opvoedende en preventieve taak geworden is dan een curatie ve. Dit kan soms leiden tot uitspraken over "slap" optreden van de po litie. Voor een buitenstaander is het bijzonder moeilijk te beoordelen of dergelijke uitspraken juist zijn. In één geval lijkt deze kritiek ge rechtvaardigd en wel bij het optreden tegen de straatterreur in het uit gaanscentrum. Er bereiken ons weer klachten over ernstige mishande ling van onschuldige burgers. Deze worden blijkbaar gepleegd door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1533