1540 26 NOVEMBER 1971 wijzering, dat uitgaat van de verdeling van de stad in wijken, buur- ten e„ d. Ik kan de heer Sandberg verzekeren dat het een vrij gecompli ceerde zaak is, die niet alleen hier in Breda zelf uitgedokterd moet worden door openbare werken, de sociografische dienst en andere dis ciplines, maar die ook een nauwe relatie heeft met centrale landelij ke instanties zoals o„a. de P.T.T. Dit alles wordt met de beantwoor ding van de vraag bedoeld, die overigens door de heer Sandberg niet zó is gesteld. Het zou nu wel mogelijk kunnen zijn dat er tussen dit plan, dat in Breda in voorbereiding is, èn de vraag van de heer Sandberg wel een relatie bestaat. Het zou kunnen zijn dat bij de beantwoording bedoeld wordt, dat de specifieke aanduiding van gebouwen in die wijken afhan kelijk is van dat plan. Persoonlijk zeg ik echter op voorhand, dat, wan neer de heer Sandberg wil volstaan met een fraaie en simpele bewegwij zering van een aantal centrale punten in Breda, toch wel met niet al te veel kosten een mogelijkheid zou moeten bestaan op korte termijn dit te verwezenlijken. Ik praat hierover even iets langer, omdat ik het ant woord even wil verduidelijken tegen de achtergrond van de totale inde ling van Breda in wijken en bewegwijzering daartoe, die in studie is. De heer Spanjer en ook de heer Dees hebben over het voetgan gersdomein gesproken in twee opzichten. Op de eerste plaats de veront reiniging van het voetgangersdomein, waarover de afgelopen dagen al wat opmerkingen gemaakt zijn. Ik kom hierop dadelijk nog even terug wanneer ik de heer Dees beantwoord in zijn persisteren bij de reinigings- politie. Iets anders is de opmerking dat de politie misschien meer moet gaan optreden om dat domein inderdaad voetgangersdomein te doen blijven. Wij moeten mijns inziens beseffen dat - zo lang maatregelen die samenhangen met dit voetgangersdomein, zoals de afbouw ervan en de bereikbaarheid van de aan dit domein gelegen panden en winkels, niet gegarandeerd zijn op een andere manier dan de huidige - het onvermij delijk is dat gedurende een bepaald deel van de dag in het voetgangersdo mein rijdend verkeer moet plaatsvinden. Daaraan ontkomen wij eenvou dig niet. Op de tweede plaats bestaat er bij het voetgangersdomein de moeilijkheid, dat wij een stuk hebben aangemerkt als voetgangersdo mein door het treffen van verkeersmaatregelen - bijvoorbeeld het stuk Nieuw Ginnekenstraat in de richting Van Coothplein - Akkerstraat - maar dat daar geen adequate voorziening is in de vorm van bestrating. Er zijn duidelijk een aantal uitnodigingen voor het rijdend verkeer, hoe wel het verboden is in het voetgangersdomein. Anderzijds bestaat het probleem van de bereikbaarheid van de winkels, waarvoor op een deug delijke wijze gezorgd moet worden. Niet alleen bij de bevoorrading is dit nodig. In besprekingen met winkeliers van bedrijven aan het voet gangersdomein blijkt van tijd tot tijd, dat ook de dingen die naar buiten en naar de klant gaan vaak dermate specifiek zijn dat men óók ddn van een auto gebruik moet maken. Dit alles maakt dat voetgangersdomein nog niet optimaal en zo lang dat niet zo is, zullen er opmerkingen zo als die van vandaag in de raad naar voren komen. Als u nu beweert dat dit voorkomen kan worden door de politie intensiever te laten controle ren dan geloof ik dat wel, maar dat zal toch geen garantie zijn voor het uitbannen van dit soort zaken. Ik denk dat de beste maatregel is: een correcte afbouw van het voetgangersdomein, voor zover dat finan cieel mogelijk is. Een andere zaak die daarmee samenhangt, en die de heer Dees

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1540