1542 26 NOVEMBER 1971 te veel lawaai toch op zijn gehoor moet afgaan en de ambtenaar of politiefunctionaris die verbaliserend wil optreden moet dan deze hele zaak inpakken en meenemen naar die meetbaan. Dit probleem is dus vrij ingewikkeld en niet zo gauw opgelost. Wat nu wèl gebeurt is een controle van de politie op basis van het feit of men lawaai hóórt. Men neemt de bromfietser mee naar het bureau en met name naar de tech nische dienst bij de politie, die controleert of er met uitlaten en der gelijke geknoeid is. De techniek is in dit opzicht niet zo erg gemakke lijk. De VOORZITTER: Mijn toelichting over vraagstukken met be trekking tot de openbare orde wil ik graag vooraf laten gaan door een aantal algemene opmerkingen. In de eerste plaats leg ik als hoofd van de politie erg graag verantwoording van het gevoerde bestuur af, zoals het in de gemeentewet staat. Daarover is natuurlijk geen enkele twij fel. Op de tweede plaats zou ik willen zeggen dat ik wil bekijken - ik ben blij met de reactie van de heer Crul waarbij hij constateert dat dit ook in de commissie gebeurt - of het verslag van de politie niet zodanig ingericht kan worden, dat ook deze algemene beleidsvraag stukken daar aan de orde zouden kunnen komen. Ik sluit daarbij niet uit dat - als de instelling er is - ik u op gezette ti jden informeer en zowel in de commissie als in de raad in discussie breng de vraagstukken met betrekking tot de openbare orde en dat de hoofdzaken van dat be leid met die openbare orde ook aan u in een afzonderlijke nota zullen worden voorgelegd. Dat wil ik graag met de commissaris van politie nog eens bekijken en op de practische realiseerbaarheid toetsen. In de derde plaats mag ik u zeggen - ik meen naar aanleiding van een vraagje van de heer Dees - dat het politiecorps toch een goede sterkte heeft. Om dit enigszins te kwantificeren zou ik willen zeggen, dat per 1 januari 1972 het politiecorps weer uitgebreid zal worden met 11 mensen zodat het dan uit 232 man in totaal zal bestaan. Daarbij is ook het administratief personeel meegeteld. Vervolgens zou ik u toch - alleen maar bij wijze van mededeling - willen zeggen dat het vraag stuk van de regionalisatie van de politie ook in deze stad van vrij hoge urgentie is. Ik geloof dat wij zeer bewust moeten streven naar een veel bredere taak voor de politie, ook ruimtelijk in de verre omgeving. Zo als u weet is de wet daarvoor op het ogenblik niet geschikt. Tenslotte wil ik u zeggen dankbaar te zijn voor de vriendelijke opmerkingen aan het adres van de politie en ik zal daarvan niet alleen aan de commis saris van politie - zoals dat gebruikelijk is - maar ook aan het gehele personeel van de politie melding maken. Ik mag hieraan bepaald nog wel toevoegen, dat men bij de politie in goed overleg ook met de vakorganisaties een zeer goede verhouding tracht te krijgen. De com missaris van politie is daarin zeer nauwgezet. Over dat overleg moet ik u zeggen, dat daarbij zeer onlangs nog weer eens is gebleken dat het nodig is om de diensten - zeker in verschillende perioden van het jaar en op verschillende dagen van de week - te verzwaren. In dit ver band zou ik willen zeggen, dat in dat overleg van de commissaris van politie met de vakorganisaties daartoe besluiten zijn genomen. Inder daad is nu - ook met deze personeelsbezetting - een verzwaring van de dienst door de politie gerealiseerd. Men moet dit niet onderschat ten. Dat doet u vanzelfsprekend ook niet. Als u zou kunnen vergelij ken wat er in de dertiger jaren in Breda gebeurde met wat er nu gebeurt - u vindt daarover in het rapport van de politie ook vergelijkend materiaal - dan schrikt u van de cijfers over toename van inbraken, van de verkeers-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1542