1544 26 NOVEMBER 1971 treden. Als u mij nu vraagt hoe dit alles de laatste tijd is gekwantifi ceerd dan moet ik u zeggen, dat in de laatste vier maanden er tiental len meldingen zijn binnengekomen van diefstal met geweldpleging en ook van mishandeling op straat. Van die tientallen is ten naaste bij 60°Jo opgelost. Dat cijfer is mij wel exact bekend. Wanneer u nu zegt dat dit niet veel is - en dit zijn dus de meldingen van zaken die daardoor bij de politie bekend zijn - moet ik toch stellen, dat ook daarvoor geldt dat de politie niet altijd overal kan zijn. Ik persisteer echter bij de op vatting dat met het toezicht zoals dat op het ogenblik is - met die ver zwaring en die uitbreiding van het personeel - hieraan gedaan wordt wat maar enigszins mogelijk is. Ik wil de heer Van Os ook graag zeg gen, dat de politie vanzelfsprekend niet vergeet na te gaan wat de oor zaken hiervan zijn. Zij is hiervoor niet de allereerstgeroepene - wij denken daaraan ook wel in ander verband, zoals bijvoorbeeld in de straks genoemde commissie, waar die diepere oorzaken en achtergron den ook zeker wel aan de orde zijn - maar de politie is er natuurlijk in de eerste plaats voor de handhaving van de openbare orde. Dit on derzoek vergeet men dus niet totaal, maar bij een apparaat als de po litie valt daarop vanzelfsprekend niet de nadruk. Ik zou hierbij nog willen opmerken, dat ik die aantallen die genoemd zijn, niet geloof. In de laatste tijd en zelfs nog deze week heeft men in de kranten kunnen lezen, dat er tientallen of twintig of vijfentwintig gevallen zich hebben voorgedaan. Ik geloof dat dit zwaar overdreven is. In ieder geval zijn die aantallen - maar dat is dan weer een mededeling die u waarschijnlijk niet voldoende zegt - niet bij de politie bekend. Voorshands sta ik dan ook op het standpunt dat deze getallen toch ook niet overtrokken moeten worden. Ik heb hierover met de politie nog gesproken en deze noemt die cijfers zonder meer overtrokken. Over de slagwapens zou ik aan de heer Geene willen zeggen, dat dit duidelijk is geregeld in de ambtsinstructie van de politie. Ik kan u daarvan op dit moment geen voorlezing doen. U begrijpt echter wel dat daarvoor regels bestaan. In mijn persoonlijke opvatting moeten deze regels natuurlijk in de eerste plaats worden toegepast, maar er wordt van de politie veel geduld gevraagd. Pas in uiterste gevallen moet men slaan met die wapens die u noemt. U wilt dat misschien wat versnellen, maar de reactie daarop zou toch ook wel eens averecht kunnen zijn. Er blijven nu nog een tweetal vragen over en allereerst een vraag van de heer Van Merkom over de rampenbestrijding. Natuurlijk bestaat er binnen de instructie van de gemeenteambtenaren op dat terrein een duidelijk voorschrift. Waarschijnlijk heeft hij ook speciaal gedoeld op de rampenbestrijding in vredestijd, waarover de heer Van der Werff vo rig jaar al heeft gesproken. Ik kan u hierover zeggen dat het in over leg met de B„ B. - want dat is een element dat hierin een belangrijke rol speelt - er met de brandweer, waarvan u weet dat er reorganisatie zal plaatsvinden, in de lijn der verwachting ligt dat die reorganisatie van de rampenbestrijding in vredestijd inderdaad van de grond zal ko men. U moet zich hierbij wel bewust zijn, dat dit ook nationaal een reorganisatie betekent en dat dit ook nog beslissingen vraagt. Ik weet echter dat de minister van binnenlandse zaken hieraan duidelijk denkt en ook in deze richting oplossingen zoekt. U kunt er dan wel op reke nen dat die reorganisatie ook in deze omgeving zal plaatsvinden. Ik durf u niet te zeggen op welke termijn. Ik verwacht echter in de loop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1544