1561
26 NOVEMBER 1971
aan. Mij is ook bekend dat een familielid van de betreffende per
soon had gezorgd voor een niet te duur hotel. Men is twee dagen
weg geweest en er was een broeder mee en een chauffeur. Ik neem
direct aan dat de salarissen zullen oplopen, maar ik kan mij niet
indenken dat dit kan resulteren in een totaalbedrag van 4500,
Ik stel gewoon een expliciete vraag: kunt u niet voor die enkele
gevallen - u zegt zelf dat het hooguit tien per jaar zijn - een soort
staffeltarief invoeren? Ik heb gewoon gevraagd of de wethouder dat
nog eens wil bekijken en met zijn dienst wil opnemen om daarna
met een voorstel bij de raad te komen.
Wethouder DE RAAFF: Als ik dan met mijn betoog kan verder
gaan moet ik eerst even zeggen, dat ik dit verhaal alleen maar
heb verteld om aan te tonen dat het tarief nog niet zo gek was,
ook als men met een andere calculatiemethode werkt. Ik wil ech
ter graag toezeggen dat wij deze gevallen nog eens een keer zullen
bekijken. Ik kan op dit moment nog niet zeggen of het een staffel
tarief zal gaan worden. Het heeft echter onze aandacht.
Mevrouw Van Rooij en mevrouw Van Nes hebben gesproken over
de groepspractijken en vragen of er al initiatieven zijn genomen.
Ik heb een gesprek gehad met de voorzitter van de maatschappij
voor de geneeskunst. Verder heb ik kort geleden gesproken met de
voorzitter van de huisartsenvereniging, terwijl ik bovendien een
brief heb gekregen van een zestal huisartsen die overwegen in Bre
da een groepspractijk te beginnen. Ik heb het voornemen deze he
ren in de loop van december te ontvangen om dan na te gaan wat
precies gedaan zou kunnen worden. Er bestaan natuurlijk wel alge
mene ideeën van wat een groepspractijk is en wat het zou kunnen
zijn. Hoe het nu concreet moet gebeuren en wat de rol van de
gemeente op dit punt zal zijn, is echter een kwestie van samen
overleggen om te zien wat er gedaan kan worden. Ik wil u wel
zeggen - doch dit stond ook al in de beantwoording - dat ik positief
sta tegenover het fenomeen van groepspractijken.
De heer Kroon heeft nogmaals zijn mening over fluoridering
kenbaar gemaakt en te zijner tijd zal dit ook in deze raad moe
ten worden uitgevochten.
De heer Jansen vraagt of te gelegener tijd mededeling kan wor
den gedaan over de bevindingen en de suggesties van de G. G. en
G.D.-arts. Ik kan dat wel toezeggen. Overigens heb ik een lijstje
van wat deze milieu-arts in het afgelopen jaar heeft ervaren. Mis
schien dat dit al enigszins in de richting van de vraag van de heer
Jansen gaat. Ik noem dus gewoon een aantal klachten op die dit
jaar bij hem zijn binnengekomen. Eén keer was er een klacht over
een rupsenplaag met huidirritaties bij kleuters. Twee keer was er
een melding van ongedierte op scholen, twee keer te hoge tempe
ratuur in gebouwen, acht keer vochtige huizen, twee maal stank
ten gevolge van afvalopslag van eethuizen, drie keer stank door
aanwezigheid van dieren, drie keer stank door aanwezigheid van
beerputten, vier keer stank door afvoer van beerputten, acht keer
ongediertebestrijding, vier keer illegale vuilnisophoping, tien keer
diverse woningklachten en één keer duivenoverlast. Dit alles betreft
het zogeheten micro-milieu. Daarnaast kent men nog meso-milieu
betreffende de klachten vanuit wijken over rode deeltjes lucht van
roet, ijzer of zwavel. Daarvoor worden oplossingen gezocht via een
stofvanger. Verder zijn er klachten vanuit de wijk over neerslag van