1570 26 NOVEMBER 1971 bouw bijna verviervoudigd of vervijfvoudigd zijn. Dit punt gaat dus ook het gemeentelijk beleid aan. De directeur-generaal van de bouwnijverheid van de centrale directie van volkshuisvesting en bouwnijverheid, Ir. Peters, analyseert tussen 1960 en 1970 de wo- i ningwetwoningen, die in 1960 14.000,-- aan bouwkosten vergden en in 1970 33.000,--. Dit betekent een verhoging van 137% in tien jaar. Hij analyseert dat 21 daarvan terecht komt in een verbeterde toekomstwaarde, luxueuzere uitvoering van de woningen, duurdere materialen tot beperking van het onderhoud in de toekomst, betere architectonische vormgeving en betere woonomgeving. Achter dit laatste kunnen wij eventueel nog een vraagteken zetten. 28% van die verhoging van 137% wordt besteed voor de vergroting van de woning van 53 m2 naar 65 m2 per woonoppervlakte. Ook waren in 1960 maar 6% van de woningwetwoningen voorzien van centrale verwarming tegen bijna 100% in 1970. Dit heeft een verhoging van 17% teweeg gebracht. Het betekent dat bijna de helft van de verhoging van de bouwkosten terug te brengen is tot kwalitatieve verbeteringen. Daarnaast zijn er inderdaad loon- en materiaalstij gingen opgetreden, die voor de andere helft hebben zorg gedragen. Wanneer wij dan de rentevoet in 1960 en in 1970 bekijken - dit is toch eigenlijk gerelateerd aan de exploitatie - dan blijkt ook die verdubbeld te zijn. Het is allemaal vrij schrikbarend geworden, maar er is toch één lichtpunt: de woningen kosten, zoals zij nu worden gebouwd, hooguit nog maar 0,20 per liter of per kilogram. Het enige vervelende is eigenlijk, dat men daarvan zoveel nodig heeft. Ik wilde dit dus nog wel even zeggen, omdat het bij de vorige beschouwingen niet naar voren is gekomen waarom de nieuw bouw zo duur geworden is. Een ander punt, dat ik nu wel zou willen aanroeren, betreft punt 250. In uw antwoord daarop geeft u een overzicht van de grondkosten per woning. Dan blijkt dat de woningwetwoning zeer lage grondkosten vergt, terwijl de premiebouw gelijkgeschakeld is met de bouw in de vrije sector, In dit verband zou ik uw aandacht willen vestigen op de toekenning van geldelijke steun voor wonin gen, waarbij juist de tendens is gekomen van de woningwetwoning over te gaan naar de premiewoningen via geleidelijke schaal. Dit betekent dat men niet ineens een groot manko krijgt van 4000, -- in de stichtingskosten, die men kwijt zal raken aan extra grond kosten als men bijvoorbeeld niet slaagt in realisatie van de woning- wetbouw. Op dit punt zou ik willen pleiten voor een onderzoek door het college of voor die premiebouw de grondkosten meer genu anceerd kunnen worden of gerelateerd kunnen worden aan de stich tingskosten, zodat er een meer glijdende schaal is tussen de grond kosten voor de woningwetbouw en die voor de vrije sector. Ik weet niet of de wethouder hierover al iets kan zeggen. Verder geeft u bij vraag 256 een overzicht van woningsplitsin gen en woningverbeteringen. Wanneer ik zie dat onder de algemene i woningverbeteringen 40 aanvragen, waarvan er 24 van de stichting Begijnhof zouden zijn, dan vraag ik mij af in hoeverre particulieren in aanmerking zijn gekomen voor de premies voor de algehele wo ningverbetering. Daarnaast heeft u gesteld dat er ook gedeeltelijke woningverbetering heeft plaatsgevonden in 101 gevallen, waar een keuken of een toilet extra is bijgeplaatst. Mijns inziens zijn 100 gevallen nog op te voeren om inderdaad het oude woningbestand, ook in de particuliere sector, aan te passen aan de moderne eisen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1570