1-55 11 FEBRUARI 1971 Ik meen dat de heer Crul en ik elkaar op het terrein van de democratisering nog wel eens zullen ontmoeten. Hij heeft gezegd het college een heel eind te kunnen volgen, maar hij is van mening dat er bij de uitwerking nog wel enkele problemen zullen ontstaan, vooral wanneer het gaat om de verantwoordelijkheden. Ik ben het met de heer Crul eens dat het samen dragen van die verantwoorde lijkheden een heel belangrijke zaak is. Die verantwoordelijkheden liggen bij de bestuursorganen. Ik ben er niet van overtuigd dat de genen die inspraak verlangen, tegelijk met die inspraak ook een stuk verantwoordelijkheid op zich willen nemen. Ik wil nog even terugkomen op dat overleg tussen de fractievoor zitters en de voorzitter van de raad. Ik heb straks vergeten u mee te delen dat, wanneer het gaat om de frequentie van de raadsver gaderingen en over tijdige toezending van stukken opdat de raad goed kan functioneren, dit zaken zijn die in dat overleg aan de orde kunnen komen. Het college is ook bereid daarover het over leg te openen, zoals ik reeds in eerste instantie heb gezegd. Wat de spreektijdbeperking betreft die door de heer van der Werff is aangeroerd wil ik u eraan herinneren dat wij de afspraak hebben gemaakt dat de fractievoorzitters zich zouden beperken. Wij hebben op dat moment echter wijselijk nog niet gesproken over het college van burgemeester en wethouders. De heer van der Werff heeft zich ook vergist in de breuk; ik meen dat het 3/2 was en niet 2/3. Overigens zullen wij onze uiterste best doen het bij deze beantwoording in 2/3 van de tijd te doen. De toespraak van de heer van der Werff biedt ons daar wel enige kans toe. De heer van der Werff heeft ook gesproken over de frequentie en de lengte van de vergaderingen. Wij zijn het in dezen met de heer van der Werff eens, ook wij zien duidelijk de relatie tussen frequen tie en lengte van de vergaderingen. Het is dunkt mij een normale redenering dat de lengte kan afnemen wanneer de frequentie word; opgevoerd. Dat zit er in en als de lengte van de vergaderingen dan nog niet afneemt moet opnieuw de frequentie worden opgevoerd. De heer VAN DER WERFF; Dagelijks vergaderen! De VOORZITTER; Ja, kom nou! De heer VAN LOON; Hij bedoelt het dagelijks bestuur, hoor! De VOORZITTER; Daar krijgt u te zijner tijd de kans voor, mijn heer van Loon! Het is natuurlijk een feit dat wij tegen een uur of 11 klaar moeten zijn, waarbij ik de aantekening maak dat ik hoop dat dat morgen avond ook mogelijk zal blijken te zijn. Wat de boodschap betreft heb ik niet veel meer te zeggen. De heer van der Werff heeft erop gewezen dat het allemaal gesystemati seerd zal worden, zoals ook in een brief is aangekondigd. Ik heb u daar een uitleg over gegeven en u zult nu echt even de resultaten moeten afwachten. Wat de opmerking van de heer van der Werff over het meebesturen van de raad met het college betreft wil ik erop wijzen dat ik bij een eerdere gelegenheid al heb gezegd dat dit bepaald ook de instelling is van het college. Wij zouden gaarne zien dat de relatie tussen raad en burgemeester en wethouders wordt ver sterkt. Daarvoor is een aantal middelen te noemen, die -- misschien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 155