26 NOVEMBER 1971 1588 De heer VAN OS: Ik wilde kortheidshalve het volledige en des kundige betoog van mevrouw Willems gaarne onderschrijven. Ik wil er nog aan toevoegen, dat uit dit duidelijk voorbeeld blijkt dat het bestuur van de gemeente moet zorgen dat zij de duidelijke signalen uit de samenleving op dit punt verstaat. Dit is beslist een aanwijzing dat er bepaald moet worden bijgestuurd. De heer DEES: Ik heb een vraag over de orde. Is het de bedoe ling dat de punten, die bij de onderdelen aan de orde komen, reeds nu behandeld worden? De VOORZITTER: Neen, dat is niet de bedoeling. Hoofdstuk VIII is aan de orde. De wethouder fluistert mij in, dat u ook andere onder wijsvraagstukken aan de orde zou mogen stellen. Zou er misschien iets voor te zeggen zijn, dat wij de hele lijst van hoofdstukken die op het onderwijs betrekking hebben ineens aan de orde laten komen? Zoudt u erop geprepareerd zijn de punten 6g t/m 6q tegelijk aan de orde te stellen? Aldus wordt besloten. De heer KOERTSHUIS: Ik had eenzelfde opmerking willen maken als de heer Dees. Ik wil overigens alleen maar iets zeggen over het pedagogisch centrum. In de begrotingsvergaderingen van de laatste jaren zijn nogal kritische opmerkingen daarover gemaakt. Steeds werd daarbij de vraag gesteld of dit centrum wel waarde had en of het nog wel beantwoordde aan de oorspronkelijk gestelde doelstellingen. Ieder een is er nu zo langzamerhand wel van overtuigd dat dit laatste zeker niet meer het geval is. Enige maanden ge leden nog maakte het peda gogisch centrum als agendastuk deel uit van de beraadslagingen. Daar bij werden zowel in de afdeling als in de raadsvergadering wederom van diverse zijden de nodige vraagtekens geplaatst bij de zin van het voortbestaan op deze wijze. De wethouder zegde toen toe op korte termijn dit centrum te zullen doorlichten. Thans staat echter in het vraag- en antwoordboek, dat uw college die doorlichting niet meer noodzakelijk acht in verband met de realisering van de schooladvies- en begeleidingsdienst. Uit dit alles blijkt weer eens hoe moeilijk het is een bestaande, jaarlijks te geven subsidie te verminderen of stop te zetten. Hoewel iedereen vaak spoedig overtuigd is, dat dit moet gebeuren wanneer de activiteiten sterk verwaterd of teruggelopen zijn, is het toch vaak erg moelijk die subsidiegelden te doen verminderen. Daar gaan dan jaren over heen eer het gebeurt, nog afgezien van de vraag of een en ander juridisch haalbaar is. Mijn betoog is er nu op gericht uw college te verzoeken de "harde" lijn, die nodig is in deze tijd van financieringsmoeilijkheden en welke in het subsidiebeleid met betrekking tot nieuwe aanvragen wordt gehanteerd, ook toe te passen op de reeds jaren subsidie trekkende stichtingen en instanties. De heer DEES: In eerste instantie wil ik mij graag aansluiten bij het voortreffelijke pleidooi van mevrouw Willems. Daarop hoef ik dus verder niet in te gaan. Ook sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Gielen, die een compliment inhielden voor de wethouder en zijn amb tenarenapparaat. Met name zou ik dit nog willen herhalen ten aanzien van de werkzaamheden voor de schooladvies- en begeleidingsdienst. Verder wil ik nog twee onderwerpen aan de orde stellen, namelijk het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1588