1589 26 NOVEMBER 1971 HEAO en het pedagogisch centrum. Over de plannen voor de school voor hoger economisch en administratief onderwijs zou ik nog een paar opmerkingen willen maken. De minister heeft afwijzend beschikt op de aanvrage tot plaatsing op het scholenplan 1971-1973 van die school voor HEAO, Het schoolbestuur is bekend. Het stichtingsbestuur heeft beroep aan getekend bij de Kroon, terwijl voor het scholenplan 1973-1975 weder om een nieuwe aanvrage is ingediend. Dit zijn de feitelijkheden. Ik heb echter tot mijn verbazing moeten constateren, dat naast de Stichting Economisch en Administratief Onderwijs Breda in Roosen daal een Stichting HEAO voor West-Brabant opereert, die net als Breda een HEAO-school claimt doch daarmee voorlopig ook geen resultaten boekt. Ik vraag mij dan toch wel af of wij op de goede weg zijn. Het verschil van mening over de vestigingsplaats van de achtste medische faculteit tussen Tilburg en Eindhoven is nog niet zo lang geleden. Dit had tot gevolg, dat de minister die onenig heid een beetje gebruikte en Maastricht uitkoos als vestigingsplaats. Ik geloof dat wij uit dat soort situaties moeten leren en ik weet niet of wij dat op dit moment doen in West Brabant. Hoewel naar mijn mening aan een HEAO-school zeker een regionaal belang maar toch in ieder geval een gewestelijk belang kan worden toegekend, wil ik stellen dat mijn fractie het onverstandig vindt wanneer zo wel Breda als Roosendaal een HEAO-school claimen. Ik wil daarom bepleiten, dat de wethouder via die stichting zal trachten te komen tot een gezamenlijk standpunt voor de beide stichtingen in Breda en Roosendaal. Over het pedagogisch centrum zijn al enige kritische woorden ge sproken door de heren Koertshuis en Gielen. Op 16 september j. 1. hebben wij een bedrag van 46.000,-- gevoteerd, doch dat ging bij diverse raadsfracties met enige tegenzin. Daarna hebben wij nog wat informatie kunnen inwinnen over de activiteiten van het peda gogisch centrum. Mijn conclusie daaruit is, dat het centrum niet meer conform zijn brede doelstelling werkt en dat de activiteiten op zich zelf van het centrum niet erg effectief kunnen zijn. Hierbij teken ik tevens aan, dat naar onze mening het geld in de onderwijssector op een doelmatiger wijze besteed kan worden. Er zijn gewoon belang rijker onderwerpen met hogere prioriteit. Mevrouw Willems heeft hierop voortreffelijk gewezen. In feite zou onze fractie dus tegen de betreffende post op de begroting willen stemmen, maar wij zit ten met het feit dat wij voor het schooljaar 1971-1972 -- wat dus niet met het begrotingsjaar samenvalt -- een bedrag hebben gevo teerd. Ik weet niet of dit nu een foefje was. Wij vinden het echter ook in strijd met het algemeen geldende rechtsbeginsel van behoor lijk bestuur, wanneer aan een subsidie op abrupte wijze een einde zou worden gemaakt. Ik zou dus willen pleiten voor een keiharde toezegging uwerzijds, dat na afloop van dit schooljaar aan de sub sidie voor het pedagogisch centrum een einde wordt gemaakt. Mocht die toezegging niet komen, dan heb ik een amendement van die strekking klaar liggen dat ondertekend is door leden van diverse raadsfracties. Wethouder BROEDERS: Mevrouw Willems heeft gesproken over de achterblijvers in de samenleving, doch niet alleen in de onderwijs situatie maar ook in de woonsituatie. Zij sprak daarbij ook over de crèches en peuterspeelzalen. Mijns inziens is dat een onderdeel, waar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1589