1593 26 NOVEMBER 1971 ondervonden hebben voor onze suggestie voor een provinciaal plan voor het onderwijs, wat wij ook bij de onderwijsdeskundigen van li het opbouw orgaan op tafel hebben gelegd. Wat betreft de planning te ben ik echter eigenlijk wel van mening, dat deze verwezenlijkt vc zou moeten worden opdat wij dan een blauwdruk zouden hebben nr van de spreiding van het onderwijs in de provincie Noord-Brabant. w Misschien slagen wij er toch in die gedachte wat meer ingang te te doen vinden. gi ai De heer GIELEN: Ik zou graag in eerste termijn nog even wil- sl len terugkomen, want ik heb de wethouder een vraag gesteld waar- d; op ik nog geen antwoord heb gekregen. Ik vind dit echter toch wel m belangrijk. Wethouder BROEDERS: Inderdaad heb ik op twee vragen van de heer Gielen geen antwoord gegeven, omdat ik midden in zijn vraag stelling in het pedagogisch centrum verzeild ben geraakt. Ik ben daarna ineens naar mijn volgende aantekeningen gegaan. Ik ben het met de heer Gielen gewoon niet eens wanneer hij zegt dat het bedrag per leerling laag zou zijn. Ik heb niet de in druk dat hier van luxe sprake kan zijn, maar ik geloof dat het bedrag verantwoord is. In vergelijking met de grote plaatsen in Brabant zit ten wij hiermee redelijk goed. Bij het onderwijs is mijns inziens ge woon ook aan de orde dat wij zo verantwoord mogelijk handelen. Er moet natuurlijk op een bepaald moment met het bedrag per leerling op redelijke wijze te werken zijn. Wel wil ik zeggen dat het systeem van vaststelling van een bedrag per leerling gewoon fout is, omdat het dlle kosten vat in een bedrag per leerling terwijl het voor ieder een duidelijk zal zijn, dat niet alle kosten binnen het totale aantal leerlingen op te vangen is. Bijvoorbeeld: een school met weinig leer lingen heeft ten aanzien van de gebouwen, de instandhouding, de verwarming en de verlichting daarvan praktisch dezelfde kosten als een school met veel leerlingen. Voor dat onderdeel komt men dan gewoon voor een ongelijke situatie. Het systeem leidt er dus toe, aat bepaalde scholen gewoon in moeilijkheden kunnen zitten als zij weinig leerlingen hebben. U weet echter ook, dat er nog een uit vluchtmogelijkheid is wanneer een school in een bijzondere situatie verkeert. Men kan dan nog verhoging van het bedrag aanvragen. De vraag van de heer Gielen of er besprekingen met school besturen zijn geweest moet ik ontkainendbeantwoorden. Daarvoor waren twee redenen. Allereerst wordt het bedrag per leerling niet bepaald in overleg met het schoolbestuur, maar aan de hand van wat wij vaststellen voor het openbaar onderwijs. Bovendien speelt nog een andere kwestie. Wij hopen deze binnenkort wel op te los sen. In een contact mijnerzijds met de katholieke diocesane school raad is destijds afgesproken, dat gesprekken van onze kant met ddt orgaan gevoerd zouden worden. Een bond van katholieke schoolbe sturen heeft mij intussen gevraagd om over het bedrag per leerling te praten. Ik vind wel dat wij mogen vragen, dat van die kant één duidelijke gesprekspartner naar voren komt. Ik ben best bereid toe lichting te geven, maar het is niet waar dat wij in gezamenlijk overleg het bedrag per leerling zouden moeten vaststellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1593