1595 26 NOVEMBER 1971 Wethouder MANS: Ik had al gehoopt dat u punt 6r ook zou mee rekenen bij de punten die aan de orde zijn, maar de heer Broeders heeft de bal al naar mij teruggespeeld. Mevrouw Willems heeft gesproken over de nota kinderopvangmo- gelijkheden. Deze is intern voorbereid door een aantal afdelingen in het gemeentehuis. Wethouder De Raaff en ik moeten hierover nog een samenspraak hebben. De nota zal aan de raad worden aangeboden, waar bij de hele problematiek zal worden doorgelicht en de consequenties voor de gemeentelijke overheid zullen blijken ten aanzien van subsidi ering van peuterspeelzalen of kinderopvangmogelijkheden. Een en an der wacht ook op een beslissing van de rijksoverheid, die eind van dit jaar wordt verwacht. De heer VAN OS: Mij valt toch een zekere strijdigheid op tussen het feit dat de wethouder van onderwijs het belang van het verhaal van mevrouw Willems zo duidelijk onderschrijft en het gemak waarmee hij de kwestie van de peuterspeelzalen naar zijn collega verwijst. Natuur lijk weet ik wel dat het officiéél tot de portefeuille van de heer Mans behoort, maar ik acht het erg belangrijk de visie van de wethouder van onderwijs te horen op de kwestie van de peuterspeelzalen. Het gaat hier immers duidelijk om het daaraan verbonden onderwijsaspect. Tot nu toe heb ik zijn visie daarop gemist. Mevrouw WILLEMS: Ik ben erg blij met het antwoord van de wet houder en ik heb met voldoening geconstateerd, dat wij op hetzelfde vlak bezig zijn. Met de wethouder is ook onze fractie verheugd over de gezamenlijke aanpak op dit gebied in Breda. Dit voorkomt veel verspilling. Ook ben ik erg blij met de toezegging van de wethouder om spoedig te bekijken of nu reeds een onderzoek kan worden ingesteld. Daarbij is Breda dan wel in het voordeel, inzoverre als het kan steunen op de ervaring van andere steden. In het bijzonder noem ik hier het Research Instituut voor Toegepaste Psychologie in Amsterdam, waar van wij waarschijnlijk veel steun zouden kunnen ondervinden. Ik weet ook dat deze programma's veel voorbereiding vereisen, maar door de ervaringen in andere steden kunnen wij misschien inderdaad wat verder bouwen en bijsturen. Ondanks de toezegging van de wethouder zou ik toch willen ko men met een motie of uitspraak, die ook is ondertekend door leden van andere fracties. Daarmee wil ik het belang van de zaak onderstrepen en de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de raad leggen. Door de toezegging van de wethouder kan er ook van de kant van het colle ge geen bezwaar zijn tegen deze motie. Hierna dient mevrouw WILLEMS de volgende motie in: "De raad van Breda, in vergadering bijeen voor de behandeling van de begroting voor het dienstjaar 1972, overtuigd van de dringende noodzaak van maatregelen ten gunste van de kinderen uit sociaal-economisch zwakkere milieus, kennende de achterstand die deze kinderen hebben bij hun intrede in het basisonderwijs, spreekt zich uit voor een doelbewuste en systematische aanpak op korte termijn van dit urgente probleem en brengt deze uitspraak onder de aandacht van de in te stellen bestuurs commissie voor de schooladvies- en begeleidingsdienst".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1595