1597 26 NOVEMBER 1971 Met deze motie willen wij dus aangeven, dat dit pedagogisch centrum naar onze mening volgend jaar niet meer gesubsidiëerd moet worden in deze vorm, doch dat aan de andere kant het door dit centrum ver richte werk mogelijk geïntegreerd kan worden in de kwalitatieve be geleiding van het onderwijs. Dit is dus een duidelijke beleidsombuiging en ik acht het nuttig, dat de raad daarover een uitspraak doet. Het amendement is ondertekend door mevrouw Willems, de he ren America, Gielen, Koertshuis en spreker. De heer VAN OS: Ik wilde nog iets zeggen naar aanleiding van het amendement van de heer Dees. De VOORZITTER: Dat zou straks kunnen als deze moties aan de orde zijn. Wij krijgen nu eerst het antwoord en daarna de eventuele stemming over de moties, waarbij daarover nog iets kan worden gezegd. De heer KOERTSHUIS: De wethouder heeft gezegd het pedagogisch centrum te willen doen opgaan in de schooladvies- en begeleidingsdienst. Bedoelt de wethouder daarmee, dat dit zal geschieden op hetzelfde mo ment als die dienst gerealiseerd wordt? De heer VON SCHMID: Ik heb nog één opmerking. Wij zijn van mening, dat de problematiek die mevrouw Willems heeft aangesneden inderdaad zo belangrijk is, dat wij ons zeer graag achter haar motie scharen en - in aanvulling op haar woorden - erop aandringen dat het college deze zal overnemen. Wethouder BROEDERS: Ik zit met de moeilijkheid, dat ik niet weet of ik hierop zo ineens namens het college mag antwoorden of niet. De VOORZITTER: Als u dat niet weet moet u het ook maar niet doen. Wethouder BROEDERS: Ik geloof dat wij bij het spreken over de moties toch eerst even met het college zouden moeten overleggen om tot een oordeel daarover te komen. Mijn opvatting zou wel eens niet gedeeld kunnen worden door het college. De VOORZITTER: Dat lijkt mij verstandig. Zoudt u dan toch zo goed willen zijn eerst de vragen te beantwoorden? Daarna zouden wij wellicht even kunnen schorsen om over de moties te spreken. Of blijft er niets meer over? Wethouder BROEDERS: Ik dacht dat er vrij weinig te zeggen is. Er is nog een opmerking van de heer Van Os, waarin hij zijn verbazing uitspreekt over het gemak waarmee ik een onderwerp toespeel aan col lega Mans. Het is echter een goed gebruik binnen het college, dat wij niet spreken over de portefeuille van een ander. Ik geloof dat wij dit moeten handhaven, want het zou gewoon wat moeilijkheden opleve ren wanneer ik mijn opvattingen over een zaak zou etaleren met te weinig inzicht in de zaken, die duidelijk tot de portefeuille van de heer Mans behoren. Het is dus niet een kwestie van gemakkelijk erover heen lopen, maar gewoon van een doelmatige verdeling van de taak die wij samen vervullen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1597