26 NOVEMBER 1971 1602 allen bereikbaar. Daarom moeten aan het capaciteit- en ambitie-niveau van de burgers aangepaste mogelijkheden tot deelname gecreëerd wor den, De heer Severens heeft er ook al uitvoerig voor gepleit dat aan die categorieën burgers, die in het algemeen al weinig deel hebben aan onze welvaart en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden tot wel zijn en cultuur, speciale aandacht besteed zal worden. Er zijn bepaalde onderwerpen, die in deze begrotingsbehandeling iedere keer opnieuw naar voren komen. Het lijkt dan afgezaagd, maar ik wil toch zeggen dat bepaalde groepen van de bevolking - ik wil hen nu maar eens restgroepen noemen en het beleid heeft hen vaak tot rest groepen gemaakt - heel duidelijk de aansluiting missen bij het bestaan de cultuurpakket en de wijze waarop dit wordt aangeboden. Is het aan bod inderdaad voldoende gedifferentieerd en aangepast aan hetgeen de burgers vragen? Ik zou het college willen vragen of het vindt dat het feitelijk subsidiëringsbeleid uitgaat van deze visie. Als antwoord op vraag 312 schrijft u dat het subsidiebeleid voortdurend wordt afgestemd op doeleinden, die "wij" nastreven in de culturele sector. "Wij" is dan het college. Wat zijn echter die doeleinden en wat zijn die uit gangspunten? Waarom missen wij die uitgangspunten in de beleidsnota? Vindt u die uitgangspunten - na analyse van de situatie, neergelegd in de cultuurnota van 1967 - nog aangepast aan de visie anno 1971? In vraag 312 hebben wij verder gesteld, dat wij het noodzakelijk vinden - in verband met een verantwoorde spreiding van de beschikbare middelen en daardoor gewenste verschuiving van subsidies - te komen tot een grondige bestudering van de feitelijke subsidiëring en het daaraan ten grondslag liggende beleid. Noch de gemeenteraad, noch de culturele raad, noch het college hebben hiertoe de mogelijkheden. Mijns inziens zijn de genoemde raden en het college slechts gediend met een grondi ge analyse van de feitelijke situatie en deze studie zou ons alleen maar verder kunnen helpen bij het formuleren van uitgangspunten voor een geïntegreerd beleid. Wij vinden het erg jammer, dat wij geen antwoord hebben gekregen op deze voor ons gevoel toch wel fundamentele vraag. Wij zouden daarom de wethouder willen uitnodigen alsnog een duidelijke uitspraak op dit punt te doen. Ik kom dan nog tot het formuleren van een aantal concrete pun ten. Hiermee wil ik niet de indruk wekken een totaal overzicht te ge ven van wat cultuurbeleid zou moeten inhouden. Ik wil deze punten toch wel even naar voren brengen. "Cultuurbeleid" wordt doorgaans in een beperkte en vaak heel willekeurige zin gebruikt. Ik hoef niet meer op te merken dat cultuurbeleid veel meer is dan kunstbeleid. Het ligt voor de hand dat het moeilijk is het begrip "cultuur" te vangen in een definitie. Definities zijn immers "per definitie" beperkend. Het lijkt mij echter toch dringend nodig hierin op korte termijn enige helder heid te krijgen, omdat ik vaak de indruk heb dat wij over een verschil lende inhoud van het begrip praten. Wij zouden misschien met elkaar moeten pogen te zoeken naar enige uitgangspunten, opdat wij elkaar op dat punt begrijpen. Mijns inziens is cultuurbeleid ook niet identiek aan subsidiebeleid, omdat het meer is dan dat. Het is trouwens maar de vraag of wij de term subsidie moeten blijven hanteren. Het heeft namelijk altijd iets te maken met aanvullende betalingen. Bij vuil verbranding en bij publieke werken spreken wij ook niet van subsidies, maar hebben wij het duidelijk over financiering. Deze term zou ons inziens ook moeten gelden voor voorzieningen in de culturele sector. Met een onderzoek naar de onder de bevolking levende behoef ten is een cultuurbeleid maar in beperkte mate gediend. Culturele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1602