158
11 FEBRUARI 1971
alle uitgaven accepteert en alle inkomstenverhogingen verwerpt, is
daarvan het gevolg een niet-sluitende begroting. Dan kunnen wij
dus dit jaar al exerceren met een niet-sluitenae begroting en er
varing opdoen met hoe dat in de praktijk uitpakt. Wij ontraden
dat en zeggen dat het beter is het beleid in eigen hand te houden.
Dan kunnen wij meer doen -- althans voor zover wij dat kunnen
beoordelen -- dan wanneer men kiest voor een niet-sluitende be
groting.
Ik vind het wat jammer -- maar mogelijk is dat ook een tekort
koming van mijn kant omdat ik heb geprobeerd deze vrij ingewik
kelde problemen in een vrij kort tijdsbestek te behandelen -- als
niet alles geheel is overgekomen. Ik ben altijd graag bereid om meer
informatie te geven, maar ik geloof niet dat ik op dit moment de
gehele problematiek fundamenteel moet behandelen.
Wanneer de heer Crul met beide voeten op de grond wil blijven
staan moet hij dat mijns inziens wel in Nederland en in het bijzon
der in Breda doen. Hij is namelijk erg Amerikaans georiënteerd en
daar kunnen wij mogelijk wel iets van leren, maar wij zullen toch
moeten exerceren in de Nederlandse en de Bredase situatie.
Ik heb inderdaad als niet "gepakte" N. K.V.'er het kadercongres
van het N. K. V. meegemaakt in Tilburg en daar ook het een en
ander over onderwijs gehoord. Ik heb echter begrepen dat -- daarom
wil ik er nu niet verder op ingaan -- mevrouw Willems daar bij de
hoofdstuksgewijze behandeling nader op terugkomt, zodat wij dan
gelegenheid zullen hebben om over dat zeer belangrijke probleem
nader met elkaar van gedachten te wisselen.
Dan kom ik nu toe aan het betoog van de heer van der Werff.
Ik hoop even kort en kernachtig te kunnen antwoorden als hij gewend
is te spreken in deze raad. Met betrekking tot de prioriteiten in de
sportsector heeft hij gevraagd hoe dit werkt in de investeringssector
en of wat in 1971 blijft staan automatisch overloopt naar 1972. Dat
gebeurt niet automatisch. Ik heb bij eerdere behandeling van het
investeringsplan al gezegd dat het eerste jaar het bindende jaar is,
dat is het werkplan, terwijl het tweede jaar voor een deel dat ka
rakter draagt. De planning moet echter flexibel zijn, daarin moet
rekening worden gehouden met de veranderingen die optreden en die
kunnen ontstaan door -- dat is een van de factoren die ik heb ge
noemd -- moeilijkheden in de financieringssector. Het kan ook zijn
dat de inzichten veranderen, etc. Wij moeten dus met elkaar af
spreken -- ik meen dat dat ook een kwestie van modern bestuur is --
dat wij telkens weer moeten herijken - of verijken, al heb ik wel
moeite met dat woord. In ieder geval zullen wij moeten bekijken
wat wij in een gegeven situatie het beste kunnen doen, ook met be
trekking tot datgene in het investeringsplan wat wij al hebben aange
nomen.
Over de kwestie van het Hoogspoor heb ik al iets gezegd. Vraagt
men mij of er moeilijkheden zijn met de begroting, dan luidt mijn
antwoord ontkennend. Het hangt er namelijk van af welke weg wij
kiezen. Een mogelijkheid is de investering telkens op te nemen in
het investeringsplan, waardoor dit mogelijK enorm zal uitdijen of
waardoor wij er een heleboel uitstoten wat er nu in zit. Uitdijen
van het investeringsplan heeft tot gevolg dat de begroting zwaarder
wordt belast. Een andere mogelijkheid is voor het Hoogspoorplan ge
bruik te maken van de aanwezige reserves en daarin de dekking te
vinden. Die mogelijkheid is uiteraard beperkt, maar ik geloof dat wij,