26 NOVEMBER 1971
1610
nemen, in de hoop dat wij toch om een uur of elf of half twaalf kun
nen eindigen. Mag ik wat dit betreft ook een beroep op u allen doen?
De heer VON SCHMID: Als dubbelfractie hebben wij eigenlijk
nog een heleboel tijd. Wij zullen daarvan uiteraard geen misbruik ma
ken en ons toch beperkingen opleggen. Toch zouden wij een en ander
willen zeggen over het cultuurbeleid in het algemeen in een enkele
opmerking, waarna wij ons nog even wat langer willen bezig houden
met de kwestie van de Muziekschool,
Zojuist is gesproken over een definitie van het cultuurbeleid en
ik geloof ook dat dit een heel moeilijke zaak is. Ik ga er vanavond
ook zeker niet aan beginnen. Ik herinner mij dat in de zittingen van
de vorige Bredase Raad ook verschillende malen hierover uitvoerig is
gesproken, waarbij toen al duidelijk werd dat ook de toenmalige raad die
cultuur in zo breed mogelijke zin opvatte. Ik herinner mij dat de heer
Van der Werff toen nog gezegd heeft: "zelfs de aanleg van een tuintje is
op een bepaalde manier een vorm van cultuur". Daarin viel iedereen
hem toen bij en ik geloof dat dit ongeveer het uitgangspunt is geweest.
Ook denk ik dat het college wat dat betreft - en uiteraard met steun
van de raad - toch wel probeert op zo breed mogelijke wijze dat cul
tuurbeleid voor te staan.
Verder is hier ook gesproken over de schouwburg en een orkest,
doch ik geloof dat dit toch andere onderwerpen zijn die niet direct met
de muziekschool onder één noemer te brengen zijn. Het is natuurlijk
heel belangrijk, dat ook in de schouwburg een zo breed mogelijk pu
bliek komt en dat dit eveneens bij muziekuitvoeringen het geval is.
Anderzijds is het redelijk dat toch altijd een bepaalde elite - het is
misschien een beetje een lelijk woord en men moet het eerder opvatten
als een "beperkte" dan als een "bepaalde" groep mensen - zich daar
heen zal begeven. Bovendien zal het altijd nodig zijn dat bepaalde
toneelstukken gewoon gespeeld worden, zoals avant-garde-toneel maar
zelfs ook klassieke toneelstukken. Zelfs al zouden deze stukken niet
zo veel mensen trekken, dan heeft het toch een cultuurvormende waar
de dat zij gespeeld worden. Mijns inziens moeten wij er dus steeds op
attent zijn, dat enerzijds zoveel mogelijk mensen toegang vinden doch
dat wij anderzijds niet moeten schrikken of vreselijk overstuur raken
als bij bepaalde gelegenheden nu niet direct zó veel publiek komt. Dat
wil helemaal niet zeggen dat er voor de uitvoering van een bepaald
stuk geen motivering zou bestaan, of het nu muziek is of toneel.
Ten aanzien van de Muziekschool heeft men er al op gewezen,
dat deze bij de oprichting kennelijk bedoeld was zo veel mogelijk la
gen van de bevolking erbij te betrekken. Ik wil er nu even de nadruk
op leggen, dat wij dit ook zo zien. Wij zijn het dus eens met al de
anderen die hierover al spraken, dat er juist van een tegengestelde
tendens sprake is. Wij krijgen dus steeds maar een verhoging van ta
rieven, terwijl de gemeente daaraan steeds meer subsidie moet geven.
Er komen dus wel steeds hogere subsidies maar ook de tarieven gaan
steeds omhoog. Wij vinden dus de relatie tussen de tarieven en de subsidie
niet bepaald plezierig, omdat niet - zoals wij zouden willen - de subsi
dies ertoe leiden dat die tarieven juist naar beneden gaan, waardoor dan wel
een bredere groep bereikt zou kunnen worden. Het effect is dus eigenlijk:
iets heel duurs voor een toch wel te beperkte groep. Dit is de mening
van velen van ons, in deze raad. Wij zijn het natuurlijk ook helemaal
eens met iedereen die hier heeft gesteld, dat muziek zeer belangrijk
is voor de algemene vorming. Het is gewoon een vereiste van onze