1613 26 NOVEMBER 1971 laulusseri willen maken. Het is niet onvriendelijk bedoeld, maar ik meen de wethouder een handje te helpen, In Nederland hebben wij 17 orkesten en drie radio-orkesten. Deze kosten een klein vermogen en wel, als ik het goed heb, meer dan 34 miljoen. Ik kan echter de hele gemeenschap geruststellen, want de verkoop - het lijkt wel of ik in de platenbranche zit - van grammofoonplaten op klassiek gebied in Nederland brengt aan BTW meer op dan al onze orkesten kosten. Wij kunnen dus zeggen dat wij die orkesten rustig kunnen laten door spelen, want het is toch een kwestie van "vestzak - broekzak". De heer AMERICA: Bij de stedelijke muziekschool staat bij vraag 312 een gemiddelde prijs van 396, --„ Ik wil de heer Kramer, maar ook heel de raad, erop wijzen dat dit gemiddelde toch wel verkeerd is. Enerzijds zou een gemiddelde bepaald moeten worden van indivi dueel onderwijs en anderzijds van klassikaal onderricht. Bij het eerste zou het gemiddelde dan ver boven de 1. 000, -- liggen en bij klassi kaal onderwijs zou dit ver beneden de 100, -- komen. Ik dacht dat dit bij de discussie belangrijk is. Ten tweede heb ik gemerkt dat vandaag in deze raad het blad Oelaat bijzonder goed gelezen is, zowel achter de collegetafel als in de raad. Ik vind het bijzonder jammer dat de redacteur geweigerd wordt plaats te nemen aan de perstafel. Ik zou graag het college wil len vragen of men dit eens wil overwegen, zeker bij de uitbreiding van de nieuwe raadszaal, opdat ook Oelaat daar een rechtvaardige plaats krijgt. Wethouder MANS: Vooraf wil ik nog een opmerking maken over wat ik van diverse kanten vernam over cultuur en cultuurbeleid. Met name de heer Kramer heeft een woord van waardering uitgesproken voor het werk, dat ook op de muziekschool wordt verricht. Ik dacht dat het toch ook wel passend was te constateren, dat ook in andere sectoren dan alleen maar de muziekschool voor het werk - zeker van de kant van het college - veel waardering bestaat. Dit hoeft dan niet af te stralen op hetgeen de wethouder doet, maar mag dan toch zeker wel geuit worden aan het adres van de ambtenaren die duidelijk hun ener gie en werkzaamheid aan het werk rond de cultuur besteden. Is cultuur duur? Men spreekt over 8 miljoen gulden. Daarover wil ik toch wel iets zeggen, omdat het mij bij de hele discussie erg belang rijk lijkt, In de sector cultuur worden namelijk geen 8 miljoen gulden uitgegeven. De totale uitgaven van deze sector bedragen in Breda rond de 4 miljoen. Ten onrechte wordt bij hoofdstuk VIII, paragraaf 7, over cultuur en recreatie, als wij spreken over cultuur, vaak meegeteld wat wordt uitgegeven ten behoeve van de dienst voor jeugd en sport. Dit is ook ongeveer 4 miljoen gulden. Dit is mijns inziens toch wel een be langrijke constatering. Van deze 4 miljoen gaan 2,2 miljoen op aan personeelskosten - ik hanteer wat ruwe cijfers -ƒ 815,000, -- zijn be stemd voor kosten van apparatuur, zoals huisvesting en algemene kos ten, terwijl rond één miljoen beschikbaar is voor activiteiten en sub sidies. Als wij dan dat bedrag van de cultuur relateren aan de totale uitgaven van de gemeente - en wij stellen die laatste op 100% - dan bedraagt het part van cultuur 3,9%. Schrikt u hier maar niet van.' Trekken wij daarvan nog de inkomsten af dan resteert slechts 3%. Als u dus zegt dat cultuur duur is dan wil ik graag hier aan deze tafel stel len, dat cultuur in Breda nauwelijks duur te noemen is. De vraag die dan overblijft - en die is mijns inziens door alle sprekers behandeld,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1613