26 NOVEMBER 1971 1614 Hoch ik zal niet ingaan op wat eenieder precies heeft gezegd maar ik zal proberen in algemene lijnen te antwoorden - luidt: wat gebeurt er met het geld, wat zit er achter en waarom geven wij bepaalde za ken op een bepaalde manier uit? Ik vraag u dan of u dit bedrag van rond vier miljoen in de gaten wilt houden. Wat gebeurt er met het geld? Dit is mijns inziens terug te vinden in de begroting. Als wij de situatie analyseren, dan kom ik tot een aantal uitgangspunten. Ik meen dat het bestaande cultuurbeleid - dat is ook door alle sprekers gememoreerd - als duidelijk traditioneel ervaren wordt, omdat prac- tisch het hele cultuurbudget besteed wordt voor gevestigde cultuur- en kunstinstellingen. Er zijn mensen die de oplossing zien in een zo danige herverdeling dat van het beschikbare budget aanmerkelijk meer ter beschikking komt voor creativiteitsontwikkeling, experimenten, bevordering van wijkactiviteiten en dergelijke. Het beleid in de cul turele sector is jarenlang duidelijk gericht geweest op het toegankelijk maken van de bestaande culturele instellingen. Ik geloof dat het goed is dit te constateren. Men wilde dus veel meer groepen van de samen leving naar die bestaande culturele instellingen toe trekken. Dat is slechts gedeeltelijk geslaagd. Ook dat moeten wij constateren. Er is bij gebrek aan inzicht voorbij gegaan aan een actieve cultuurpolitiek in die zin dat onvoldoende rekening werd gehouden met de behoeften, die in de gemeenschap latent aanwezig zijn of zich daar ook kunnen manifesteren. Dit is echter niet alleen kwestie van plaatselijk beleid. Ik wil hierbij wel met nadruk wijzen op het feit, dat men niet alleen moet uitgaan van de behoeften maar dat men ook moet komen tot de aanbieding van een cultuurpakket, dat multifunctioneel en gedifferen tieerd is. Wat gebeurt er met de traditionele cultuurinstellingen? Zij zijn duidelijk bezig met een worsteling omtrent functie en structuur, vooral ook met betrekking tot externe oorzaken. Heroriëntatie vraagt een onevenredig grote aandacht van de overheid. De cultuur wordt nu niet meer gezien in de enge opvatting, maar kan in de huidige opinie geïnterpreteerd worden als de zorg voor welzijn, waarbij met name aan de mentaliteit grote waarde wordt gehecht. Met deze omschrijving loop ik het gevaar, dat eenieder gaat zeggen, dat dit een opvatting is die niet overeenkomt met de zijne. Mijns inziens benadert dit echter toch de opvattingen die vanavond door de raad zijn uitgesproken. Ik wil per se niet beweren, dat bepaalde onderdelen geen wijzigingen behoeven. Ze ker als het gaat om subsidiëring van gevestigde instellingen, die in de stad aanwezig zijn. Ik wil er echter wel op wijzen, dat men bij het aanbrengen van wijzigingen in de subsidiëring van de gevestigde in stellingen moet beseffen dat dit terugdringen op zichzelf nog geen nieuw cultuurbeleid is. Ook wilde ik nog graag naar voren brengen - in relatie tot die 1 miljoen gulden - dat een en ander ook moet worden afgewogen te gen de totale uitgaven in de gemeentelijke sector. De vraag die dan overblijft - en deze komt dan ook vanuit de raad - is: Is er dan een plan of aanzet tot een eventueel vernieuwd cultuurbeleid? Mijns in ziens kunt u in de beleidsnota iets terugvinden van dat nieuwe cultuur beleid, ook al vindt de heer Kramer dit wat mager. De uitgangspunten van die beleidsnota zijn voor 1972 - het is er niet een voor langere termijn - inspraak als eerste en vervolgens de functie van het cultu reel centrum De Beyerd. Cultuurbehartiging werd in de periode 1945 t/m 1970 duidelijk als een zelfstandige aangelegenheid beschouwd. Men ging daarbij uit van het enge begrip cultuur, dat aanvankelijk gehanteerd is. Verruiming van het cultuurbegrip heeft met zich gebracht,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1614