26 NOVEMBER 1971 1616 over verschuiving van gelden. Men mag namelijk niet vergeten, dat er een duidelijke wederzijdse samenhang is tussen de diverse zaken. Het zou bijvoorbeeld wel eens kunnen zijn, dat er door de doorwerking van theater, muziek en lectuurvoorziening naar de wijken toe een zo danig behoeftenelement gaat ontstaan, dat men hierop van de andere kant weer moet inspelen door bijvoorbeeld de subsidie voor de schouw burg te verdubbelen. Het zou ook kunnen betekenen dat wij de schouw burg zullen moeten opdelen in bijvoorbeeld 25 partjes en verplaatsen naar wijken. De schouwburg zelf wordt dan niet verplaatst, maar het theater krijgt hiermee een andere uitingsvorm en een andere vorm van beleving. In grote lijnen geeft dit aan in welke richting wij - in samenwerking met de culturele raad - proberen te denken. Men vraagt zich inmiddels af wat die culturele raad nu eigenlijk doet en waarover hij praat. In die cultuursector wordt veel te veel ge praat. Zowel van de kant van het ambtelijk apparaat als van de kant van het college als van die van de culturele raad lopen er lijnen naar een samenspraak. Door de culturele raad wordt met name bij het den ken over het cultureel centrum De Beyerd dit ook duidelijk onderschre ven. In deze samenspraak wordt ook de lijn, die in de beleidsnota staat aangegeven over inspraak, doorgetrokken. In samenwerking met die culturele raad moet dan een zaak als deze worden opgezet. Men kan niet zo maar een, twee, drie die paar miljoen gaan verdelen en herverdelen om daarmee een nieuw en ook adequaat cultuurbeleid te schrappen. Een van de essentialia daarvoor is mijns inziens, dat men dit met een raad, die men uitdrukkelijk daartoe een functie heeft gegeven, gaat bespre ken. Vervolgens kom ik bij de Muziekschool. De stedelijke muziek school springt eruit als één van de wat zwaardere problemen. Ik begrijp de grote onrust over de kosten, die juist in deze sector sterk stijgen. De afdeling culturele zaken heeft vorige maand in een gesprek met de directeur en de adjunctdirecteur van de muziekschool kunnen be luisteren vanuit welke visie de directeur muziek en muziekonderwijs in een stad als deze beziet. Ik heb begrepen dat er veel waardering is voor het werk dat op die muziekschool wordt verzet. Zowel de heer Kramer als de heer Severens heeft dit uitgesproken. Ik dacht ook dat in de daar gehouden besprekingen de directeur van de muziekschool ten aanzien van een aantal punten duidelijkheid heeft verschaft, wat met betrekking tot het functioneren en het blijven bestaan van die muziek school toch wel van belang is. De steeds stijgende kosten zijn voor ons een reden geweest te zoeken naar wegen die enerzijds kunnen leiden tot een relatieve verlaging van kosten en anderzijds uitbreiding niet in de weg behoeven te staan. Aller eerst noem ik het brengen van een nieuwe verhouding tussen individueel en groepsonderwijs, waarbij met name een stimulering zal geschieden van dat groepsonderwijs. Op de tweede plaats is er een duidelijke verhoging van de tarieven, waarbij vooral de tarieven boven 21 jaar eruit springen. Bij die tarieven zijn er een aantal uitgangspunten. Men gaat ervan uit dat er een redelijke vergoeding gevraagd moet worden voor geleverde prestaties, met dien verstande dat het lesgeld voor de ouders normali ter betaalbaar moet blijven, en zeker ook in de pas moet blijven bij de landelijke tarieven. In de begroting 1972 is duidelijk een poging gedaan om - zoals ik zojuist al zei - het individuele onderwijs te ver minderen en het groepsonderwijs te bevorderen. Het individuele onder wijs wordt zowel voor de ouders als voor de overheid onbetaalbaar, ter wijl ook het aantrekken van voldoende leerkrachten steeds moeilijker

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1616