26 NOVEMBER 1971 1626 theorieën aanpraten, nu voorbij is. Om met deze paragraaf te spreken: het gaat nu om het creatief bezig zijn en wij moeten overschakelen op de "doe"-periode. Ik ben verder blij dat de stimulering van het groepsonderwijs ge hoord is. Bij het algemeen muzikaal vormend onderwijs heb ik beslist niet gesproken over het profijtbeginsel. De wethouder keek wel in mijn richting maar ik neem aan dat dit uit vriendelijkheid was; dat profijt beginsel moet u niet in mijn "culturele schoenen" schuiven. Verder ben ik akkoord, want ik sta wel zeer dicht bij de motie, die door de heer Severens hieromtrent is ingediend. U hebt niet gesproken over mijn bezwaren tegen de gastregisseurs, maar ik heb de indruk dat u dit wel zult betrekken in de gesprekken. Ik wil nog eens met nadruk herhalen, dat wij toch goed moeten uitkijken bij het kunstaankoopbeleid. Tenslotte breng ik u dank voor het overnemen van mijn suggestie tot het instellen van een culturele dag. Ik dacht dat wij dit in de eerste plaats moesten doen met de af deling culturele zaken. Ik zeg dat wel wat aarzelend, doch ik zou willen zeggen: laat iedereen via zijn fractie en via een verslag aan het college zoeken naar iets interessants op het gebied van de cultuur. Dat zouden wij dan kunnen inbouwen in één van onze contactbijeen komsten van de raad. Misschien is het mogelijk dat wij dan nog wat creatief perspectief krijgen, dat dan ook de moeite waard is op dit terrein gezamenlijk te bekijken. Allereerst wil ik daarvoor toch graag de afdeling bijeenhalen. De heer VON SCHMID: Ik wil beginnen met aan de wethouder te vertellen, dat wij heel blij zijn met zijn antwoord over het alge meen cultuurbeleid. Ik zou bijna willen zeggen: zo terughoudend als hij vaak is geweest over de welzijnsraad, zo duidelijk is hij nu geweest over het cultuurbeleid. Inderdaad bestaan daarover, zoals hij al heeft geconstateerd, bij ons dezelfde gedachten. Dit stemt ons uiteraard tot grote tevredenheid. De heer Severens heeft nog de opmerking gemaakt, dat dat nu eigenlijk in de beleidsnota had moeten staan. Het waren juist ook dingen, die ik eveneens daarin heb gemist, maar ik kom nu maar niet meer terug op het "lekkere stuk", zoals de voorzitter het heeft genoemd. Nu wil ik nog even iets zeggen over het antwoord van de wethouder met betrekking tot de muziekschool. Ik denk eigenlijk dat hierin toch wel enige merkwaardigheden schuilen; dat wordt ons ook wel eens ver weten, maar dat komt nu achter de collegetafel voor. Er wordt namelijk gesproken over groepsonderwijs voor voortgezet individueel onderwijs. Ik formuleer het expres zo, want het is namelijk waar dat dat voortge zet muzikaal onderwijs natuurlijk toch in hoge mate individueel is. Als men een instrument gaat bespelen dan is dat bij de opleiding toch een individuele zaak. Nu zegt de wethouder dat men dat voortgezet onder wijs in groepsverband wil gaan geven. Men zou bijna zeggen dat een kind daar met misschien nog tien anderen komt te zitten en mogelijk slechts vijf minuten les krijgt in een uur. Een volledig lesuur is dan niet meer aan het individuele kind gewijd. Ik dacht toch wel dat men met dit punt enorm moet oppassen, zeker als men die weg opgaat om de kosten te kunnen drukken en niet zozeer uit muziek-pedagogische overwegingen. Dan vind ik het toch wel èen bédenkelijke zaak. Verder heeft de wethouder gezegd, dat de kostenstijging van de tarieven van algemene muziekvorming naar zijn smaak niet zo vreselijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1626