1627 26 NOVEMBER 1971 belangrijk zijn. Ik zou hem er echter wel op willen wijzen, dat op het ogenblik het hele levensonderhoud aan alle kanten enorm stijgt. Juist muziekonderwijs zai dan natuuriijK in veel gevallen een post zijn, die bij veel mensen uit het uitgavenpakket geschrapt zal worden. Die mogelijkheid zou er althans in zitten. Bepaald niet alleen de mu- ziektarieven gaan omhoog, maar alles wordt duurder. Ook sprak de wethouder over de kwestie, waarover de motie van de heer Severens handelt. Als nu die motie zou worden aangenomen, dan zou het neerkomen op 25, per les per leerling voor die voort gezette vorming. Hij zegt dat dit dan in strijd zou zijn met de demo cratisering. Ik zou willen zeggen, dat wij juist hebben geconstateerd dat er bij het huidige beleid ook helemaal geen sprake is van een de mocratisering. Wij zouden dan een heel ander uitgangspunt moeten hebben, doch gaan nu juist uit van het feit, dat het er niet was. Al thans, dergelijke geluiden zijn er uit de raad gekomen. Verder neem ik ook aan dat er speciale regelingen bestaan voor kinderen uit gezin nen die dit niet kunnen betalen en toch dit onderwijs willen volgen. Tot nu toe nam ik dit stilzwijgend aan, maar misschien kan de wet houder daarover ook iets zeggen. Dan is de wethouder nog even teruggekomen op de kwestie van een stichting. Ik wil daarover nog zeggen, dat bij een particuliere stichting natuurlijk ook een kostenbesparende factor zou zijn dat daar heel veel werk - ik denk bijvoorbeeld aan administratief werk - ofwel om niet ofwel parttime kan worden gedaan. Tenslotte wil ik bij het punt van het lerarenbestand nog even de nadruk leggen op het feit, dat het ons helemaal niet gaat om het wegsturen van mensen die daar nu werken. Het toekomstige lerarenbestand bij een stichting zou ech ter al banen elders hebben. Het gaat dus niet om mensen die banen zoeken, doch dat dan mensen met banen daar ook les zouden gaan geven. Tenslotte ben ik blij met het antwoord van de wethouder, dat hij op dit moment niet helemaal kan zeggen welke precies de voor- en nadelen zijn van een particuliere stichting ten opzichte van wat wij nu hebben. Ik meen daaruit te mogen opmaken, dat hij niet onwel willend zou staan tegenover een verzoek onzerzijds om dat dan eens na te gaan en het resultaat van zo'n onderzoek eventueel aan de raad ken baar te maken. Wethouder MANS: Ik zal proberen zo kort mogelijk te zijn. Uit de opmerkingen van mejuffrouw Paulussen, de heer Severens, de heer Von Schmid en ook van de heer Kramer heb ik begrepen, dat men een eind kan meedenken met het rapport en met de visie die bleek uit mijn woorden, doch dat men zich in het algemeen afvraagt waarom dat nu niet in de beleidsnota staat. Die beleidsnota is natuurlijk op de eerste plaats een nota voor 1972, terwijl men zich op de tweede plaats moet realiseren dat het denken over deze zaak altijd in samen spraak geschiedt en dat de uitkristallisering daarvan niet zonder meer op een namiddag weggeschreven wordt. Wij waren gewoon niet klaar en nog niet zover, dat dit allemaal al in de beleidsnota opgenomen kon worden. Daarom hebben wij ons zeer bewust beperkt tot een aan tal duidelijke en concrete richtlijnen voor 1972. Mijnheer Severens zegt -, en het is wel leuk dat ook de heer Kroon dat onderschrijft -, dat wij nu wel over die 4 miljoen praten, doch dat wij het eigenlijk toch over die 8 miljoen zouden moeten hebben, omdat wij cultuur in brede zin moeten opvatten. De heer Kroon spreekt ook over 8 mil joen - en ik destilleer daaruit dat ook hij cultuur in brede zin opvat,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1627