1635 26 NOVEMBER 1971 ik u vroeg wanneer het door uw college in de raadsvergadering van april 1971 toegezegde preadvies inzake de algemene aspecten bij de vestiging van kortingswinkels, zelfbedieningswarenhuizen en der gelijke kan worden tegemoet gezien, heb ik nog een enkele opmerking. In de januari-vergadering van deze raad heb ik het college reeds vragen gesteld over deze materie. In uw antwoord hierop van april 1971 volstaat u met kortheidshalve te verwijzen naar een uit te bren gen preadvies. In de raadsvergadering van april van dit jaar heb ik namens mijn fractie bij de behandeling van uw mededeling inzake de vestiging van een cash and carry-bedrijf aan de Baronielaan - waarbij u genoemd preadvies in het vooruitzicht stelde - gesteld er grote waar de aan te hechten, dat zo spoedig mogelijk op dit gebied een aange past beleid wordt bereikt. Ik heb u toen met nadruk verzocht zo spoe dig mogelijk het preadvies te willen uitbrengen. Inmiddels zijn zeven maanden verlopen en heeft genoemd stuk de raad nog niet bereikt. Ik vind dat het wel wat lang duurt en ik betreur dit. Het is niet mijn be doeling het college hiervan zonder meer een verwijt te maken. Mis schien kan het niet anders en kost de voorbereiding meer tijd dan aan vankelijk werd verondersteld. Dat zou ik dan echter gaarne van u wil len vernemen. In uw antwoord op genoemde vraag deelt u onder meer mede, dat een uit te brengen nota nagenoeg gereed is, dat over deze nota daarna op korte termijn met de belanghebbende partijen een gesprek zal plaatsvinden en dat daarna het toegezegde preadvies zal worden uitgebracht. Dit komt bij mij als nogal vaag over en ik vraag mij daarom af hoe lang een en ander nog gaat duren. Ik zou bij het colle ge nog eens op een bespoediging van deze zaak willen aandringen en willen vragen mij meer concreet mede te delen, wanneer het pread vies tegemoet kan worden gezien. De heer KRAMER: Vraag 355 valt hier toch ook onder, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Ik zal het even voor u nakijken. Ja. De vra gen 347 t/m 360 zijn hier aan de orde, dus ook 355. De heer KRAMER: Vorig jaar heeft mijn fractievoorzitter uitvoe rig over deze kwestie gesproken en voornamelijk over de leeglooptijd in de stadsbussen. Dit wordt nu in vraag 355 de niet-rendabele uren genoemd. Ik kom hierop even terug, omdat ik het een zeer belangrijke zaak vind. Ook meen ik - gezien het antwoord - te mogen begrijpen, dat het door uw college niet begrepen is. Allereerst wil ik zeggen, dat gratis vervoer niet nodig is. Verder zijn er geen extra kosten voor de BBAdus ook geen verhoging van de gemeentelijke bijdrage. Wanneer een bepaalde bevolkingsgroep in vrijwel lege bussen tegen gereduceerd tarief meegaat, dan levert dit geld op en kan men het zeer zeker geen versluierde subsidie noemen. Als ten opzichte van de bejaarden over discriminatie wordt gesproken, dan heb ik het gevoel dat dit een tekort aan argumenten is. De opmer king de bejaarden naar de gemeentelijke sociale dienst te laten gaan voor een buskaartje is gewoon "onzindelijk geschrijf". Tenslotte noem ik u Den Haag als voorbeeld. Sinds kort is daar een verordening aan genomen voor een 65+ paspoort. Het geldt voor tachtigduizend bejaarden - Den Haag is ook wat groter - die hiermee reductie krijgen op: tram, bus, bioscopen, musea, concerten, sportwedstrijden en bibliotheken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1635