1638 26 NOVEMBER 1971 toezegging hebben van een hogere rijksbijdrage uit de begroting, zo als die nu door het kabinet gepresenteerd is en die vermoedelijk rond om de twee ton zal komen te liggen - ik zeg echter nogmaals dat de toezegging informeel is - dan wil ik elke maatregel die wij hier in deze raad treffen met financiële consequenties voor onze garant-stel ling voor de BBA uiterst omzichtig benaderen. Daarom hebben wij ook aan de BBA voorgesteld over te gaan tot een tariefsverhoging. Dit is op het moment in bespreking. Een enkele reis van 45 cent hopen wij dan te brengen op 50 cent, terwijl daarnaast nog een aantal gedif ferentieerde verhogingen zullen komen. Dat alles is dus de reden van de gang van zaken bij de BBA, Ik praat niet te veel over de discriminatie, die een gevoelsfactor is wel ke in bredere context geplaatst moet worden. Ik vind het echter wel zaak dat wij - ondanks het feit dat bepaalde groeperingen natuurlijk eenieder ter harte gaan - aan de financiële consequenties in de rich ting van de BBA bijzonder veel voorzichtigheid verschuldigd zijn. De heer VAN OVERVELDT: Durft de wethouder zich niet aan éni ge termijn te wagen? De heer VAN BANNING: Ik kan ook heel kort zijn. Ik geloof dat het college en de commissarissen nu wel in één lijn denken, maar ik wilde dit punt toch wel even hier in de raad brengen. Ik zit namelijk als vertegenwoordiger van deze raad ook in het BRIM en daarmee heb ik een verantwoordelijkheid overgenomen. Men weet dat uiteindelijk mede door het werken van de BRIM een aantal vestigingen mogelijk zijn geweest en dat wij toch wel bijzonder diligent moeten zijn. Dit wordt juist nog duidelijker in een tijd, waarin toch ook hier in Breda regelmatig ontslagen en inkrimpingen van bedrijven voorkomen. Ik meen dat wij juist op dit punt bijzonder diligent zullen moeten zijn. De heer KRAMER: Ik dacht dat het goed was, wanneer wij een ander uitgangspunt hanteerden dan hier vermeld staat. Ik spreek dus over een gereduceerd tarief of half tarief. Men zou nog kunnen bere kenen wat het zou moeten zijn. Mijns inziens is het toch misschien wel mogelijk, als wij een tariefsverhoging krijgen, dit in de algehele besprekingen te betrekken. Zou het dan niet mogelijk zijn - ik praat over Den Haag en ik heb Den Bosch horen noemen - naar aanleiding van de Bredase situatie te bekijken of wij het met een proef kunnen doen? In breed overleg met bijvoorbeeld de bejaardenstichting kunnen wij daar over toch praten? Ik ben ook van mening dat het uitgangspunt moet zijn, dat hieraan voor de gemeente niet méér kosten verbonden moeten zijn. Ik vind het echter allemaal nog een beetje vaag en daarom zou ik toch willen aandringen op wat gemeenschappelijk overleg om tot een proef te komen. Wethouder VAN DUN: Als de heer Kramer mij verzoekt toe te zeggen hier nog eens naar te kijken met de directie van de BBA met als uitgangspunt, dat het niet méér mag kosten voor de gemeente, dan ben ik onmiddellijk bereid dit alsnog eens te doen. Als erin voorzien kan worden dat het inderdaad niet meer zal gaan kosten, dan wil ik proberen over te gaan tot een proefperiode. Daarmee vervalt natuurlijk mijn argument, maar mijn gegevens komen van de BBA. De heer Van Banning behoeft in tweede instantie mijns inziens geen antwoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1638