1656 16 DECEMBER 1971 centre, die in de vijftiger jaren zijn ontstaan, maken het noodzakelijk de hoek Veemarktstraat-Vlaszak aan te passen, hetgeen ook geldt voor de hoek Catharinastraat-Boschstraat. Het is begrijpelijk dat bij de uit werking van het toenmalige Civic-centre-plan hierover met een ze kere regelmaat overleg plaatsvond met de rijksdienst voor de monumen tenzorg, zeker nadat in 1961 de monumentenwet van kracht was geworden. Van meet af aan was de rijksdienst voor de monumentenzorg de mening toegedaan dat de realisatie van het Civic-centre-plan consequenties zou moeten hebben voor de hoek Veemarktstraat-Vlaszak en de dienst heeft zich dan ook steeds bereid verklaard mede naar een oplossing te zoeken. Op grond hiervan besloot de raad op 11 maart 1964 de minis ter te adviseren de panden Veemarktstraat 68 en 74 niet op de monu mentenlijst te plaatsen, mede met het oog op de slechte staat van de panden. Bij beschikking van 19 augustus 1965 heeft de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk de lijst van monumenten, waarop ook de panden Veemarktstraat 68 en 74 voorkwamen, vastge steld. Op 13 oktober 1965 besloot de raad in beroep te gaan. Na het verzoek van de monumentenraad het beroep van de gemeenteraad van Breda in te trekken, is de raad in september 1971 voorgesteld hiermede akkoord te gaan met uitzondering van de panden Veemarktstraat 68 en 74. Bij de mondelinge behandeling van het raadsvoorstel tot intrek king van het beroep tegen plaatsing van een aantal panden op de mo numentenlijst, evenwel met uitzondering van het beroep tegen plaat sing op deze lijst van de panden Veemarktstraat 68 en 74, heb ik abu sievelijk gesteld dat deze beide panden niet op de monumentenlijst waren geplaatst. Hierbij ging ik uit van het tegen sloping van deze panden aangevoerde hoofdargument van monumentenzorg, namelijk dat deze panden deel uitmaken van het middeleeuws stratenplan dat ka rakteristiek is voor de binnenstad. Ons college blijft overigens van me ning dat tot sloop van beide panden dient te worden overgegaan, omdat bij handhaving van de panden een goede oplossing van de hoek Veemarkt straat-Vlaszak niet kan worden bewerkstelligd en omdat de importantie van de panden niet zodanig is dat zij onder alle omstandigheden moeten blijven gehandhaafd. Het afwijzend standpunt van monumentenzorg geldt onverkort, omdat de Kroon het beroep van de gemeente in behandeling heeft genomen en de rijksdienst vanzelfsprekend alle argumenten tot behoud van beide panden hanteert. Van de zijde van de rijksdienst voor de monumentenzorg is gesteld dat men bereid is over ieder re delijk plan, dat de gemeente voor de reconstructie Veemarktstraat- Vlaszak zal inbrengen, te praten. Onzerzijds heerst de mening dat de sloop van de panden Veemarktstraat 68 en 74 inherent aan deze nieuwe plannen is. De rijksdienst voor de monumentenzorg wil deze panden, zeker de gevels daarvan, graag zien gehandhaafd en voelt niet voor sloop, zolang nog geen plan ter tafel ligt en een begin van uitvoering in het vooruitzicht is. Gezien het reële beleid, dat de rijksdienst voor de monumentenzorg voert, menen wij dat in gezamenlijk overleg uit eindelijk een oplossing zal kunnen worden gevonden. Ik heb hetgeen ik nu heb gezegd maar voorgelezen, omdat het gevaar aanwezig is dat ik mij weer vergis en mevrouw Van Nes dan in de volgende raadsvergadering wederom zal moeten interpelleren. Wanneer ik dan enige conclusies mag trekken, dan geloof ik dat mevrouw Van Nes deze kwestie een beetje vertilt. Zij heeft zeer terecht vragen gesteld, maar zij heeft een en ander uit de context ge haald. In dezelfde notulen, die mevrouw Van Nes heeft geciteerd, komt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1656