1657 16 DECEMBER 1971 een aantal passages voor die duidelijk de bedoeling van het college weergeven. Ik meen met name te mogen verwijzen naar hetgeen op pagina 1081 staat, naar mijn mening de essentie van de bedoeling van het college. Ik heb namelijk gezegd: "Wij willen hier niet direct gaan slopen, maar wij willen alleen middels het formele handhaven van het beroep de mogelijkheid hebben plannen te kunnen ontwikke len voor onder meer de westzijde van de Beyerd-Vlaszak, wat in sa menwerking met de monumentenraad zal worden gedaan. Ik hoop dat de raad ons daarin kan steunen". Ik zou nog een tweede opmerking willen maken. Mevrouw Van Nes heeft in haar toelichting bij de interpellatie gezegd dat de discus sie gaat over het al of niet aanwezig zijn van de panden Veemarktstraat 68 en 74 op de monumentenlijst. Ik heb zojuist gesteld dat ik abusieve lijk heb vermeld dat deze panden niet op de monumentenlijst voorko men. Men had ogenblikkelijk kunnen begrijpen dat dit gewoon een enorme slipper mijnerzijds was, want het aan de orde zijnde raadsvoor stel betrof het intrekken van het beroep tegen plaatsing op de monumen tenlijst van bepaalde panden, met uitzondering van het beroep tegen plaatsing op de monumentenlijst van de panden Veemarktstraat 68 en 74, Het is een verspreking geweest, waardoor de bedoeling van het college teloor is gegaan. Tenslotte zou ik een brief willen voorlezen van de secretaris van de monumentenraad - dit staaft m„i. de in de septembervergade- ring door het college gedane uitspraak -welke brief op 7 december 1971 bij het college is binnengekomen en waarin hij het volgende schrijft: "Tot mijn genoegen las ik uit uw brief van 4 oktober j. 1. dat de raad in zijn vergadering van 20 september besloten heeft bij brief van 18 oktober 1965 ingestelde beroep tegen de plaatsing van ongeveer 50 panden op de monumentenlijst nagenoeg geheel in te trekken. Een uitzondering is gemaakt voor de panden Veemarktstraat 68 en 74. Al hoewel het voorstel tot intrekking door de raad niet zonder slag of stoot werd genomen, juich ik het toe dat nu ook de gemeente Breda in voor komende gevallen de weg van de praktische aanpak gaat volgen. U kunt ervan verzekerd zijn dat de rijksdienst voor de monumentenzorg eraan zal medewerken dat Breda zich met haar karaktervolle kern in deze mobiele tijd verder kan ontplooien. Zoals toegezegd is het be roep betreffende bovengenoemde twee panden inmiddels in behande ling genomen, zodat de Kroon naar ik meen te mogen verwachten binnen niet al te lange tijd zal kunnen beslissen. Voor uw medewer king en die van verschillenden uwer ambtenaren zeg ik u nog gaarne dank". Wanneer de discussie zich nu toespitst op de vraag of de panden Veemarktstraat 68 en 74 op de monumentenlijst móeten worden gehand haafd en of wij ons beroep daartegen al of niet moeten intrekken, dan jcan ik mij voorstellen - dat is de moeilijkheid van de informaties, die de raadsleden overigens zeer terecht inwinnen - dat de monumenten raad zich op dit moment zeer formeel verzet tegen dat beroep van de gemeente Breda. Men zit in een procedure, men kdn niet anders. An derzijds hebben wij de wetenschap dat Breda zich, wanneer voor deze panden een reeel alternatief gekozen wordt waarbij het stratenbeloop wordt gehandhaafd, ook in dat opzicht verder zal kunnen ontwikkelen en dat de rijksdienst voor de monumentenzorg daaraan alle medewerking zal geven. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1657