1666
16 DECEMBER 1971
bezig te houden met een nadrukkelijke kredietvolging en administrering
van op het gebied van de uitvoering van werken liggende zaken. Sinds
1969 is hierom nadrukkelijk door de begeleidingscommissie en door het
college gevraagd.
Het is naar mijn mening ook interessant voor de raad te weten
welke begrotingen wij in de loop der jaren hebben ontvangen. In 1962
is van de Nederlandse Spoorwegen een eerste herziene begroting ten
bedrage van 36.160. 000, -- ontvangen. Ik heb zojuist gezegd welke
contacten er tussen 1962 en 1971 met de N.S. zijn geweest en dat in
maart onderhands een voorlopige herziening van de kostenopgaven groot
50.940. 000, - -is ontvangen. In augustus 1971 ontvingen wij een nieu
we begroting ad 58. 510. 000, --. Ik kan u toch nog wat nieuws vertel
len: in november 1971 is er een nieuwe begroting gekomen tot een bedrag
van 68 miljoen, maar daaraan moet ik direct toevoegen dat naar aan
leiding van deze begroting door openbare werken contact is opgenomen
met de onderhandelingspartner van de Nederlandse Spoorwegen, de
heer Van der Wal, die zich van deze nieuwe opgave distantieerde aan
gezien enige dagen voor de ontvangst van de laatste berekening ad
58 miljoen te Utrecht nog een bespreking had plaatsgevonden met
de werkgroep. Bij het opstellen van de begroting van 68 miljoen was
men namelijk uitgegaan van de prijsbasis-1971, terwijl een aantal
werken reeds voor dat jaar was uitgevoerd. Ik noem u dit alleen maar
om aan te tonen hoe moeilijk de communicatie tussen de Nederlandse
Spoorwegen en Breda ligt, hoe plezierig het overigens misschien ook
gaat. Ik wil wat dat betreft geen verwijten maken, maar alleen illustre
ren hoe moeilijk het onzerzijds is om de raad te informeren. Ik neem
aan dat ik hiermee de heer Crul voldoende informatie heb gegeven over
vraag 1.
Vraag 3 heeft m. i. onverbrekelijk met het voorgaande te maken.
Ik heb mij afgevraagd wat de raad wist tot het moment van het verschij
nen van het persbericht. In de eerste plaats heeft de raad in het jaarver
slag van openbare werken over 1969 op pagina 58 kunnen zien dat bij
de Nederlandse Spoorwegen werd gewerkt aan een nieuwe raming van
de kosten. In de jaarrekening-1970 van openbare werken op bladzijde
52 en in het jaarverslag-1970 staat vermeld: "De door N.S. in het vo
rig jaar toegezegde nieuwe begroting is nog niet ontvangen. Volgens
een telefonische mededeling zou deze ver gevorderd zijn".
De raad was voorts op de hoogte van het antwoord op vraag 67
in het vraag- en antwoordboek bij de begroting-1972, welk antwoord
luidt: "Tot voor kort beschikten wij nog niet over de door N.S. te ver
strekken nadere gegevens omtrent de kosten van de hoogspoorwerken,
waarom wij herhaaldelijk hebben moeten verzoeken. Voor de nodig
gebleken verhoging van het krediet voor de verhoging van het aandeel
der gemeente in de kosten van uitvoering van het project Breda-Hoog
zullen wij u zo spoedig mogelijk een voorstel doen. Wij menen daar
naar te mogen verwijzen". Tijdens de mondelinge begrotingsbehande
ling heeft collega Broeders gezegd dat voor de raadsvergadering van
februari 1972 een voorstel betreffende het hoogspoor met al zijn finan
ciële consequenties tegemoet mocht worden gezien. Op een vraag van
de heer Von Schmid over de reserves is geantwoord in termen van: bij
de aanbieding van het voorstel over het hoogspoor zult u merken waar
de reserves zijn gebleven, terwijl naar aanleiding van een opmerking
van de heer Van Caulil is gezegd dat - deze kwestie is nu niet aan de
orde, maar misschien wel in februari - naar de mening van het college
het fonds opslag grote werken is en dient te worden gereserveerd, zeker