1670
16 DECEMBER 1971
Wethouder VAN DUN: De meeste opmerkingen in tweede termijn
komen toch wel neer op het feit dat het college een kans heeft gemist
om de raad op een bepaald moment te informeren en op het betuigen
van spijt dat men in het verleden niet is ingelicht. Naar mijn oordeel
is deze hele kwestie toch niet te scheiden van de informatie die het
college van de Nederlandse Spoorwegen heeft ontvangen, welke situ
atie ik heb geprobeerd uit de doeken te doen. Het is anderzijds heel reëel
dat het college zich niet verschuilt achter deze situatie en duidelijk een
eigen verantwoordelijkheid heeft terzake van de voorlichting aan de
raad. Mij bekruipt toch wel een beetje het gevoel dat het college wat
dat betreft enige moeilijkheden heeft. Wanneer het college een bericht
ontvangt, bijvoorbeeld de brief van de Nederlandse Spoorwegen waar
in de kostenraming van 58 miljoen wordt aangedragen en naar aanlei
ding daarvan een informatieve raadsvergadering belegt, zouden wij toch
niet elke vraag van de raad kunnen beantwoorden. Het is naar mijn
mening de taak van het college om met die wetenschap uiteraard naar
de raad toe te gaan, maar het college zal de raad daarbij een duidelij
ke handleiding moeten geven over de consequenties, die naar de me
ning van het college aan een dergelijke mededeling zijn verbonden.
Tot op de dag van vandaag kan het college dat, zeker exact niet doen en
ik geloof dat de raad daarvoor begrip moet opbrengen. Anderzijds kan
ik mij een gevoel van onbehagen bij de raad op dit punt wel voorstel
len en ik ben het ermee eens dat het college en de raad gezamenlijk
moeten blijven zoeken naar een manier - en daarover afspraken moe
ten maken - waarop de stroom van informatie anders dan in het verleden
gericht en misschien ook op andere tijden naar de raad toe moet komen.
De raad heeft m.i. recht op een primaire informatie, maar ik neem
aan dat het niet mijn taak is als wethouder van openbare werken daar
over op dit moment een beschouwing te geven. Ik zou het ook niet kunnen.
De heer Crul heeft de suggestie gedaan om een aantal raadsleden
via de afdeling in de begeleidingscommissie op te nemen. Ik neem aan
dat de heer Crul op dit moment geen positief antwoord op deze sugges
tie verlangt. Het is misschien mogelijk deze kwestie nader te bezien
en in het voorstel, dat in februari aan de raad zal worden voorgelegd,
te verwerken.
Wat meer moeite heb ik met de opmerkingen van de heer Sand-
berg. Ook hij heeft de informatieproblematiek aan de orde gesteld,
maar hij heeft de krant erbij genoemd. In de eerste plaats heb ik niet
gezegd dat de krant een foutieve informatie heeft verstrekt. In de pers
heeft een fout bericht gestaan van de voorlichtingsdienst van de Neder
landse Spoorwegen en met papieren in de hand is aan te tonen dat het
niet juist is. Overigens is het m.i. niet de taak van het college com
mentaar op persberichten te geven. Bovendien leent het college zich niet
voor een welles-nietes-spelletje. Wij hebben er, toen dat bericht in de
krant stond: het is welles, wel even over gedacht om de volgende mor
gen te zeggen: het is nietes, maar het college moet daaraan naar mijn
overtuiging niet meedoen.
De heer Sandberg heeft voorts de opmerking gemaakt dat de raads
leden allerlei miljoenenverliezen uit de krant moeten vernemen. Laten
wij wel wezen: wat heeft er dan over die miljoenenverliezen in de krant
gestaan? In de eerste plaats is er gesproken over het hoogspoor, maar
in hoeverre men daarbij over een verlies kan spreken is voor mij nog
altijd een groot vraagteken. Dat de aanleg van het hoogspoor in Breda
duurder zou worden was te voorzien, maar ook daarop zullen wij in
februari nog terugkomen. Iets anders wordt het - en dan kriebelt het
bij mij toch wel een beetje - wanneer de heer Sandberg verwijst naar