1676
16 DECEMBER 1971
moment niet aanwezig was. Wij hebben toen gezegd dat wij dat even
zouden moeten afwachten, maar wij hebben de wethouder de vraag
gesteld of hij van mening was dat in de resterende paar dagen nog iets
definitiefs uit de bus zou komen. Het antwoord van de wethouder luidde
dat zeer binnenkort nog een bijeenkomst zou plaatsvinden, waarbij de
heer Froger alsnog de gelegenheid zou worden gegeven zijn plannen
nader toe te lichten. Het resultaat van dat gesprek is ons niet bekend
en het is dus begrijpelijk dat onze opmerking in de afdelingsvergadering,
dat wij een en ander even zouden moeten afwachten, de bedoeling had
het voorstel dan weer aan de orde te stellen. Van bepaalde zijde is op
gemerkt dat een toelichting van het college hieromtrent zou worden
verwacht, maar nu hebt u de eerste termijn aan de orde gesteld en ik
zou u alsnog willen vragen ons verslag te doen van het door mij genoem
de gesprek, opdat wij bij de verdere behandeling daarmee rekening kun
nen houden.
De heer VAN MERKOM: Kunt u geen antwoord geven op de vraag
of er van de zijde van het college eerst een verklaring kan worden ge
geven?
De VOORZITTER: Er is lang over gesproken, maar ik zou het op
prijs stellen dat de zaken nu gewoon in eerste termijn door de raad wor
den afgehandeld, waarna het college ongetwijfeld zal antwoorden.
De heer VAN CAULIL: Ik vind het toch jammer dat wij niet we
ten of er al dan niet een alternatief plan is.
De heer VON SCHMID: Ik vind het niet juist dat niet eerst een
verklaring van het college wordt gegeven, want dan ga ik spreken over
iets wat nog niet helemaal duidelijk is.
De heer KROON: Dat was ook de bedoeling van mijn opmerking.
De VOORZITTER: Dames en heren; ik ben van mening dat u niet
goed redeneert. Er is duidelijk de eerste termijn aan de orde. Het voor
stel, dat de vorige keer is gegarandeerd, is nu op uw verzoek aan de
orde gesteld en men kan er dus alles over zeggen wat men wil. Ik wil
natuurlijk wel met het college even beraden of van de zijde van het
college in dit stadium iets kan worden gezegd, maar ik moet u zeggen
dat ik persisteer bij mijn opvatting. Ik schors de vergadering.
SCHORSING.
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering.
Er komt een korte informatie van de kant van het college. Het
woord is aan de heer Van Dun.
Wethouder VAN DUN: Ik moet u zeggen dat ik hierbij enige moei
lijkheden heb. Ik geloof dat ik de vraag van de heer Van Caulil, name
lijk wat er na de afdelingsvergadering van de vorige week donderdag is
gebeurd, centraal moet stellen. In de vorige raadsvergadering is het
stuk over Dreef 8-8a door het college aangehouden, omdat een alter
natief voorstel werd aangekondigd door de fracties van de heren Von
Schmid en Froger. Ik laat een heleboel tussenzaken weg, want daarmee
zou ik u te lang bezighouden. Er heeft een aantal informele gesprekken