16 DECEMBER 1971
1684
procedurekwesties, op het gebied van de inhoud van raadsstukken en
op het gebied van het al of niet aanwezig zijn van alternatieven.
De heer VON SCHMID: Gewoon het nakomen van afspraken, dat
is ook belangrijk.'
Wethouder VAN DUN: Ik wil mij dan houden aan de eerste af
spraak, die in een normaal burgerlijk rechtsverkeer geldt, namelijk
de afspraak dat men gesprekken met twee partners niet eenzijdig sug
gestief interpreteert. Dat is namelijk het geval. Ik wil eerst ingaan op
wat de heer Von Schmid heeft gezegd, wat toch bijnajnet waar is. Hij
heeft in een vorige raadsvergadering zelfs het begrip "op het nippertje"
gebruikt. Ik ben daarover helemaal niet boos, het college heeft een
incasseringsvermogen, maar ik geloof dat wij elkaar tijdens het door
de heer Von Schmid bedoelde gesprek bijzonder goed hebben verstaan.
Wij hebben op dat moment gewoon geconstateerd dat er geen alterna
tief aanwezig was.
De heer FROGER: Dat is niet waar.'
Wethouder VAN DUN: Het college heeft de gewoonte de zaken
niet onderhands te regelen, maar ze voor het front van de raad te doen
afspelen wanneer over de procedure bepaalde bindende afspraken in de
raad worden gemaakt. De heer Froger heeft in de vorige raadsvergadering
een alternatief aangekondigd. Dat neem ik niemand kwalijk, want dat
is een ieders goed recht, maar het is het goed recht van het college
om tot het uiterste te blijven hengelen of dat alternatief is binnenge
komen.
De heer VON SCHMID: Is het alternatief binnen of is het niet
binnen?
Wethouder VAN DUN: Mijnheer Von Schmid, ik heb u toch ook
laten uitpraten.'
Wij hebben ernaar gehengeld en dat heeft geresulteerd in de be
spreking van de vorige week vrijdag, waarin wij de heren Froger en
Von Schmid naar mijn mening ervan hebben overtuigd dat de raad
er recht op heeft dat het alternatief zou worden ingediend. Ik heb u
reeds gezegd dat dit alternatief is binnengekomen op maandagmiddag
tien over half vijf. Ik heb de brief van de heer Froger voorgelezen.
Ik heb het woord "couvert" niet gebruikt, ik heb gezegd dat ik een
brief heb ontvangen. Nu kunnen wij als college in een dergelijk ge
val twee dingen doen. Wij kunnen ons van een brief van een raadslid,
waarin al of niet het woord "vertrouwelijk" staat, niets aantrekken.
De heer Van Caulil heeft gevraagd of er wat de procedure betreft nog iets
was gebeurd en toen heb ik de brief van de heer Froger voorgelezen en
ben ik fatsoenshalve gestopt bij het woord "vertrouwelijk". Over het
alternatief en over de brief zelf heb ik niets gezegd.
De heer Von Schmid heeft de vraag gesteld of de brief van de
heer Froger in het college aan de orde is geweest. Natuurlijk is dat
gebeurd. Dat was toegezegd en wij houden ons daar dan ook aan.
Ik ben van mening dat wij het volgende moeten doen. In de
vorige raadsvergadering is een stuk aangehouden, dat er nu dus nog
ligt en dat door een vijftal raadsleden op de agenda geplaatst is. Voorts
is een schrijven van de heer Froger binnengekomen en gezien de