1690 16 DECEMBER 1971 het met de heer Van Merkom dat de alternatieven van de tafel zijn geveegd of niet haalbaar zijn, maar wij kunnen ons op dit moment afvragen wat wij nu moeten doen. Ook bij ons staat uiteraard voorop dat in Princenhage iets moet gebeuren. Wij hadden gehoopt daaraan op een andere manier te kunnen tegemoetkomen; ik zie daarin nog steeds niets verkeerds. Wij zullen, hoewel met pijn in het hart, na de verklaring van burgemeester en wethouders het voorstel van het college steunen. Daarbij wil ik nog opmerken dat wij het plezierig vinden dat de heer Van Caulil heeft gevraagd in de toekomst bij dergelijke voor zieningen rekening te houden met eventuele alternatieven, inclusief prijsvragen. Ook wij dringen daarop natuurlijk aan. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Wanneer wij deze discussie beschou wen als een voortzetting van de behandeling van deze aangelegenheid in de vorige raadsvergadering, dan heb ik toch wel met stijgende ver bazing hiernaar geluisterd. In de vorige vergadering ging het om de in de decembervergadering 1970 gestelde prioriteiten. De discussie daar over is toen hoog opgelaaid en nu toch weer helemaal in slaap gesust. Er is destijds gesteld dat er in onze stad prioriteiten zijn ten aanzien van gemeenschapsvoorzieningen, waaronder m. i. ook jeugd- en jongeren- voorzieningen vallen. Het is mij nog steeds niet duidelijk om welke redenen, op welk moment en door wie de in 1970 gestelde prioriteiten zijn gewijzigd. De raad heeft op grond van verstrekte informatie een besluit genomen. Vanavond is lang gesproken over het alternatief van de heer Froger, maar ik moet u zeggen dat dit element voor mij he lemaal niet essentieel is. Essentieel is voor mij de wijziging in de pri oriteitsstelling. Daarop heb ik nog steeds geen zicht en ik ben niet van plan een beslissing over het voorstel inzake Dreef 8-8a te nemen. Ik zal mij dan ook van stemming onthouden. De heer KRAMER: Ik ben van mening dat ik een en ander moet verduidelijken wanneer de heer Jansen het over mijn "denkertjes" heeft. De idee, die ik volgens de heer Jansen in de afdeling naar voren heb gebracht, had geen betrekking op het nu aan de orde zijnde onderwerp, maar dat betrof het gemeenschapshuis Pius X en het vervolg daarvan, het gemeenschapshuis Breda-oost. Ik heb toen gezegd dat het bestuur dacht over een plan tot wijziging daarvan. Bovendien gaat het daarbij om heel iets anders. Men werkt daar op een andere plaats dan hier en m.i. is dat een juiste plaats. Wat er uit de bus zal komen weet ik niet, maar in ieder geval zal het college daarover een afgerond voorstel bereiken. Naar mijn mening is er een andere mededeling, die wij toch niet mogen verzwijgen. Ik wil nadrukkelijk stellen dat het meedenken van de raad of van individuele raadsleden een goede zaak is, waarvoor wij waardering moeten hebben en waarvan wij naar ik hoop in de toekomst nog veel mogen genieten. Ook in dit geval moet je zeggen dat het op de juiste plaats en tijdig moet gebeuren en dat het zo min mogelijk de bestuurskracht moet afremmen. Van hetgeen de vorige en ook van avond is voorgevallen moeten wij toch verschoond blijven. Wij betreu ren het dat een en ander niet tijdig is ingediend, vooral in verband met de genomen moeite door de betrokken raadsleden, maar er is geen keus mogelijk en wij zullen dus het voorstel van het college moeten volgen. De heer Mans heeft gesproken over het al dan niet bijeenroepen van de afdeling jeugd, sport en recreatie. De heer Mans heeft wel ge lijk, maar ik wil hetgeen ik heb gemeend hierover te moeten zeggen nog even verduidelijken. Wethouder Mans was er als voorzitter van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1690