1701 20 DECEMBER 1971 Ik wil echter nog wel enkele opmerkingen maken. Ik vind het mèt de heer Crul jammer dat het niet mogelijk is geweest de con cept-overeenkomst tegelijk met het voorstel aan te bieden. De zaak waarom het gaat zou dan namelijk concreter naar voren zijn gekomen. De streefdatum 1 juli 1972 vind ik een tamelijk ver verwijderde; ik zal ervan uitgaan dat het niet anders kan en ik zal aannemen dat een en ander ertoe zal bijdragen tot een zo juist en goed mogelijke over eenkomst met de N. V. Casema te komen. Op dit moment wordt niet meer gevraagd dan een principe-uit spraak. Ik kan daarmee akkoord gaan, maar ik behoud mij het recht voor reële bezwaren aan de orde te stellen die eventueel naar aanlei ding van onderdelen van het contract naar voren komen. Ik zou gaar ne zien dat men bij het redigeren van het contract met de volgende door mij te maken opmerkingen rekening zou houden. 1. De programma's moeten door de N. V. Casema onverkort worden weergegeven, zodat er niet zoals, als ik goed ben geïnformeerd in het Bezuidenhoutproject is gebeurd, censuur kan plaatsvinden. 2. Het plaatselijke bedrijfsleven moet zoveel mogelijk bij de aanleg fe®g de installatie en bij de service-verlening worden ingeschakeld. 3. Een concrete uitwerking van de financiële gevolgen bij een even tuele beëindiging van het contract. 4. Bij het bepalen van de hoogte van het tarief van 6, 50 per maand is de N. V. Casema uitgegaan van een aansluitingspercentage van 70%. Wat gebeurt er als dit niet wordt gehaald? Ik vrees dat dit de eerste jaren zeker niet gehaald zal worden. Zal Casema er zonder meer van uitgaan dat het project exploitabel moet blijven? Dat zou leiden tot een aanpas sing van de tarieven of tot stringente maatregelen van de gemeente inzake het verwijderen van antennes. Ik ben van mening dat het tarief in de aan loopperiode niet aangepast mag worden. Ik ben met betrekking tot het verwijderen van de antennes een aanhanger van een soepele regeling en een soepel beleid van het college. Ik denk met name aan een vas te termijn waarbinnen de gemeente de antennes niet kan laten verwij deren als de bewoners daar tegenstander van zijn. De heer FROGER: Ik hoop dat men het mij niet kwalijk zal ne men als ik een stukje geschiedenis ophaal, waardoor mijn betoog iets langer zal duren dan men van mij gewend is. Iedereen die voor 1940 het radiodistributiestelsel kende weet dat dit in handen was van een particuliere onderneming, die gedurende de oorlog door de bezetter werd genaast, overgeheveld werd naar het staatsbedrijf der P. T.T. en sedertdien een bodemloze put was. Bovendien heeft de bezetter door gebruik te maken van het dradensysteem misbruik gemaakt van de communicatiemogelijkheden. Hij sloot tevens de mogelijkheden tot vrije ontvangst uit. Dit geeft de mensen die deze tijd bewust hebben beleefd te denken en het maakt ons angstig voor de toekomst. Men is nu van plan niet alleen het geluid, maar ook het beeld op een dergelijke wijze te distribueren. Hiervoor wordt een maatregel genomen die de bezetter ook zo prettig vond. Het zelf vergaren van informatie wordt onmogelijk gemaakt, want het verbod tot het hebben van een televisieantenne is in de maatregelen vervat. Ik wil eerst even teruggaan naar de techniek van de radiodistri butie. Voor de oorlog was het dikwijls moeilijk, zeker in de uithoeken van ons land, Hilversum I en II goed te horen. Er waren nog geen re gionale zenders en radiodistributie was toen een uitkomst. Nu, na de oorlog, weten wij allemaal wel dat het echt niet nodig is een draadje

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1701