1707 20 DECEMBER 1971 ten wij mijns inziens de consequenties trekken. Er is eigenlijk hele maal niets nieuws aan de hand en er is niets in strijd met artikel 10 van het verdrag van Rome - ik kom daarop terug - als ik het door de raad goedgekeurde artikel 358a van de bouwverordening voorlees: In dien naar een woning of naar een tot afzonderlijke bewoning bestem de gedeelte van een bijzonder woongebouw centrale antenne-energie kan worden gedistribueerd is het verboden een uitsluitend voor die wo ning of dat afzonderlijk tot bewoning bestemde gedeelte dienende an tenne buiten die woning of dat gebouw te hebben. Het voren bedoelde verbod geldt niet voor de op het tijdstip waarop dit verbod van kracht wordt aanwezige antennes, zulks echter voor een termijn van vijf jaar". De bouwverordening zegt dus duidelijk dat het verboden is anten nes op het dak te hebben als centrale antenne-energie aanwezig is, met dien verstande dat er een overgangsperiode van vijf jaar is. Voorts staat in dat artikel: "Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in het vorige lid ten behoeve van radio-zendamateurs aan wie door de daartoe bevoegde instantie een zendmachtiging is verleend". Er is dus een vrijstellingsmogelijkheid en de door de raad goed gekeurde bouwverordening noemt de termijn van vijf jaar waarin an tennes kunnen blijven staan na het moment waarop centrale antenne energie geleverd is. De heer Van Duijl zegt dat bij het redigeren van de definitieve overeenkomst rekening moet worden gehouden met de opmerkingen die hier gemaakt worden. Voor ons is dit iets dat vanzelf spreekt. Met dat doel zijn wij hier aan het vergaderen. Men heeft opgemerkt dat men geen inzicht in de kostenraming heeft. In dit stuk is een tarief genoemd van 6, 50. De heer Jansen merkte op dat het in Tilburg - Goirle - goedkoper kan. Met dit soort verwijzingen doen wij echter niets, want er zijn ook steden te noemen waar het duurder is. In Oosterhout heeft men met veel tam-tam aange kondigd dat er een centraalantenne systeem zou worden aangelegd voor 1,90 per maand, maar twee weken geleden konden wij in de krant lezen dat dit tarief zeer tot de spijt van het gemeentebestuur van Oosterhout ver hoogd moest worden tot 7,20. Hiermee zitten wij midden in de proble matiek. Intern ligt er bij de N. V. Casema wel degelijk een bepaalde bud gettering aan die 6, 50 ten grondslag, maar men is nog dermate onbe kend met dit werk dat niemand exact een prijs kan bepalen. Het is merk waardig dat men vanuit het land, nu men weet dat wij hieraan bezig zijn, vaak bij ons informeert hoe wij het doen. Niemand weet precies hoe het zal uitpakken. Ik geloof dat ik er vanuit mag gaan dat er in het bedrag van 6, 50 een bepaalde marge zit, uitgaande van een totaalproductie bij een bezettingsgraad van 70%. De prijsstelling gebeurt dus benaderingsgewijs en is uitgekomen op 6, 50. Het is belangrijk vast te stellen dat de tariefstelling een zaak is van in hoofdzaak de N. V. Casema zelf. Mijns inziens is dat terecht. Als de N. V. Casema een bedrag van 10 miljoen in Breda investeert en daarvoor risico's loopt vind ik het niet juist dat wij voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten en het laatste woord in zake de tariefstelling willen hebben. Uit het raadsstuk blijkt dat de N.V. Casema haar tarieven vaststelt na overleg met het college van b. en w. In de huidige situatie, waarbij een ander investeert vind ik dat een deugdelijke garantie. De c. a. i. is een afzonderlijk systeem en dat betekent dat de N.V. Casema er een exploitabel object aan moet hebben. Ik spreek een boos vermoeden uit als ik zeg dat de Casema niet te maken wil hebben met onrendabele aansluitingen buiten Breda van andere gemeenten. De c. a.i. -Breda is een afzonderlijke boekhoudkun-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1707