1722 20 DECEMBER 1971 zullen wij bijzonder blij zijn. Dat zou namelijk betekenen dat er van de lijst ten bedrage van 9 miljoen dit jaar voor f 7 miljoen aan wer ken wordt goedgekeurd. Zover zijn wij nog lang niet. Wil dit het ge val zijn, dan zullen er nog heel wat goedkeuringen moeten loskomen. Wij proberen inderdaad de nodige goedkeuringen te verkrijgen, maar wij zullen moeten afwachten of dit gelukken zal. Zekerheid hebben wij in dezen bepaald niet en ik zeg de raad toe dat hij op de hoogte gehouden zal worden van de ontwikkelingen. Aan alle zaken kunnen gunstige aspecten kleven. De heer Van Banning noemde in dit kader het rentevoordeel. Het rentepercentage van de kortlopende leningen is inderdaad beduidend lager dan het per centage bij langlopende leningen. Het effect in het budget is echter minder groot dan de heer Van Banning mogelijk veronderstelt als hij uitgaat van de momenteel geldende rentepercentages. Bij de leningen- dienst wordt rente ingecalculeerd die toegerekend wordt aan diensten, bedrijven en de algemene dienst. Men is uitgegaan van rentepercentage en kosten a raison van 8°Jo voor de langlopende leningen en 7| °]o voor kortlopende leningen. Als alles met langlopende leningen gefinancierd zou kunnen worden zou het nadeel in het budget minder groot zijn dan de heer Van Banning misschien veronderstelt. Wèl zou bij de vaststel ling van het rentepercentage in het komende begrotingsjaar een effect zichtbaar zijn. De voordelen van de kortlopende financiering zouden in de omslagrente voor het daarop volgende jaar doorwerken, tenzij wij naar een nieuwe systematiek voor de omslagrente be paling van de leningendienst zouden gaan. Ik ben graag bereid hieromtrent het een en ander met de afdeling voor de Financiën te bespreken. Ik behoef niet terug te komen op de noodzaak tijdig de omvang van de financieringsmiddelen te kennen in verband met de prioriteiten stelling. De heer Van Banning noemde de situatie al onbevredigend. Ik zeg de raad toe dat wij, als wij met de betreffende overheden spreken, namens de raad het een en ander op tafel zullen leggen. Wij hebben in het begin van januari al een gesprek met g. s. geclaimd omtrent de fi nanciering en de financieringsproblematiek van het volgende jaar. Wij zullen daarbij het vraagstuk van de garanties betrekken. Wij zijn het met de heer Van Banning eens dat de garantiepot die door de provincie over de gemeenten verdeeld moet worden bijzonder klein is. Ik durf niet te zeggen of wij er wat dit betreft gunstiger of ongunstiger uitko men dan vergelijkbare Brabantse gemeenten, want ik kan zulks niet beoordelen. Men kan er in ieder geval van overtuigd zijn dat wij er steeds bij zijn als er iets bepleit moet worden, als financieringsmidde len verdeeld moeten worden en als er urgenties voor de gemeente Breda vastgesteld moeten worden. De heer VAN BANNING: Ik heb begrepen dat de afdeling voor de Financiën en het college het eens zijn over vele punten die hier vanavond naar voren zijn gebracht. Ik dank de wethouder voor zijn toezegging dat deze informatieverstrekking periodiek zal worden herhaald. Ik wil even terugkomen op het consolideren van de kortlopende leningen en de budgetaire consequenties. De wethouder verwacht dat die consequenties voor het jaar 1972 niet zo groot zijn. Uit zijn woor den heb ik begrepen dat hij verwacht dat de consolidatie het totale bedrag dat tot nu toe de normale norm overschrijdt zal kunnen bevatten. Is er in de begroting voor 1972 rekening gehouden met een consolidatie van dat totale bedrag öf heeft men budgetair alleen maar rekening ge houden met een partiële consolidatie? Kan de wethouder eventueel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1722