1725 20 DECEMBER 1971 Ik wil tenslotte nog opmerken dat ik dat deel van het betoog van de heer Van Loon dat betrekking had op het terugnemen van het voorstel ondersteun. De heer SPANJER: Ik moet u zeggen dat ik het voorstel van de heer Van Loon niet kan steunen. Wij doen er niet goed aan een bestaand bedrijf als Het Turfschip nog langer met een vacature in de raad van commissarissen te laten zitten. Ik heb er alle begrip voor dat bij een onvolledige raad van commissarissen geen rechtsgeldige besluiten kun nen worden genomen als één van de zittende commissarissen afwezig is. Bovendien heb ik het idee dat dit in de buitenwereld niet bijzon der goed valt. Ik bedoel daarmee vooral dat deel van de buitenwereld dat in de toekomst wellicht als huurder van Het Turfschip zal gaan op treden. Men zou de indruk kunnen krijgen dat de raad van Breda niet zo heel sterk in zijn schoenen staat ten opzichte van het voortzetten van de exploitatie van Het Turfschip. Het niet op reglementaire sterkte brengen van de raad van commissarissen vind ik een stuk negatieve ac quisitie. Ik wil mij daar dan ook beslist tegen verzetten. De heer VON SCHMID: De opmerkingen van de heer Van Loon over het interfractionele overleg geven de gebeurtenissen daar volledig weer. Nu is er in de raad eindelijk een goed initiatief geweest, name lijk om te komen tot een interfractioneel overleg. Uit dat gesprek is als unaniem advies naar voren gekomen dat er hoe dan ook in de ko mende maanden uit deze raad geen commissarissen moeten worden benoemd. Een ander advies was een wethouder die benoemd wordt tot commissaris niet tevens te benoemen in de commissie ad hoc, die zal gaan studeren op het probleem van Het Turfschip. Het is volkomen bekend dat het college eigen bevoegdheden heeft en wij behoeven daar dan ook niet over te praten. Ik vind ech ter dat er zeer zwaarwegende motieven moeten zijn voor het college om in deze omstandigheden lijnrecht tegen de mening van de raad in te gaan. Ik heb die indruk gekregen doordat het college voorstelt com missarissen te benoemen en voorstelt een wethouder te benoemen in de commissie ad hoe en tevens in de raad van commissarissen van Het Turfschip. Dit is formeel volkomen juist, maar het is bijzonder ontac tisch dit op deze manier te spelen, gezien het overleg dat nu eindelijk op gang is gekomen. Wethouder VAN DUN: Van de zijde van het college behoeft hier niet veel over te worden gezegd. Wij moeten ons nu beperken tot agendapunt 39, dat het voorstel van burgemeester en wethouders twee commissarissen bij Het Turfschip te benoemen, behelst. Het Turfschip moet op dit moment geen pas op de plaats maken. Met na me voor de commissarissen is juist in deze periode, zij het tot het mo ment waarop de commissie ad hoe haar werkzaamheden beëindigt, een veelheid van taken juist in verband met de voortgang van het werk aan de orde. Het gaat daarbij om zaken die op een behoorlijke manier moe ten worden geregeld. Het geeft geen pas argumentaties te gebruiken in de geest van: zoveel is er toch niet te doen. De raad heeft deze argu menten gelukkig niet gebruikt, maar men hoort ze wel eens in de wandel gangen. Deze argumenten zijn geen zakelijke benadering van de proble matiek van Het Turfschip op dit moment. Dit betekent dat het college van mening is dat er op een ordentelijke manier moet worden gewerkt rond en in Het Turfschip en daaruit volgt dat de raad van commissarissen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1725