1729 20 DECEMBER 1971 benoemingen in de raad van commissarissen moeten daaraan onderge schikt worden gemaakt. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil allereerst de woorden, die de heer Crul in eerste instantie heeft gesproken, onderschrijven. Wij waren mede-öndertekenaars van de motie die uiteindelijk is verworpen. Niettemin blijven wij van oordeel dat raadsleden minder geschikt zijn om als commissaris op te treden. Ik wil daar wat nader op ingaan, nu de heer Van Dun weer heeft gezegd dat de raad inzicht moet krijgen in hetgeen zich in de raad van commissarissen afspeelt. Ons bezwaar tegen die raad van commissarissen was juist dat wij nooit inzicht heb ben gekregen in hetgeen zich daar afspeelde. Aangezien er geen en kel nieuw element aan de commissariaten is toegevoegd, er is geen sprake van een nieuwe instructie, blijft de situatie dezelfde. Wij voorzien dat de informatie uit de raad van commissarissen weer niet in onze raad terecht zal komen. Ik vind het jammer dat het college nu een overleg tussen de fractievoorzitters heeft plaatsgevonden waaruit een duidelijk unaniem standpunt naar voren is gekomen, formeel zegt dat het dat standpunt niet kent. Ik vind dat flauw.' De heer VON SCHMID: In aansluiting op de woorden van me vrouw Van Nes moet ik opmerken dat ook wij van mening zijn dat wij vanavond in de raad een nare toestand hebben aangetroffen. Er zijn weer moeilijkheden, die niet nodig waren geweest. Er is een stuk aan de orde waarover vooraf overleg is gepleegd. Wij hebben daar altijd op aangedrongen. Nu blijkt dat dat eigenlijk geen zin heeft gehad, want wij verkeren in precies dezelfde situatie als wanneer er geen overleg was geweest. De heer Van Dun heeft gezegd dat de fractievoorzitters verant woordelijkheden naar het college hebben afgeschoven. Hiervan is geen sprake en ik wil dat dan ook ten stelligste ontkennen. In het overleg zijn de fractie-voorzitters tot de conclusie gekomen dat moest worden geadviseerd op dit moment geen nieuwe commissarissen te benoemen. De fractievoorzitters konden hiertoe besluiten, omdat zij wisten dat er een wethouder tot commissaris zou worden benoemd. Wanneer dat niet het geval was geweest, hadden de fractievoorzitters dit besluit niet kunnen nemen. De benoeming van de wethouder was een hulpmid del bij de besluitvorming. Er was dan ook geen sprake van een afschui ving van verantwoordelijkheid. Niemand heeft het ook als zodanig ge voeld, kennelijk heeft alleen het college dit gevoel gekregen. In feite was het college natuurlijk wel degelijk op de hoogte van de visie van de fractievoorzitters. Formeel was dat niet het geval. Om die reden zitten wij op dezelfde manier te discussieren, zoals wij dat al zo vaak doen. Ik vind dat zeer betreurenswaardig en ik vraag mij af of het overleg in de toekomst nog zin heeft, als men over zulke kleinigheden valt. Daardoor krijgen wij weer situaties die deze raads vergaderingen zo moeizaam, onaangenaam en irritant doen verlopen en die bovendien zo ontzettend veel tijd kosten. De heer JANSEN: Door de benoeming van de heer Van Graafei- land kan de continuïteit van de zaken van Het Turfschip niet in gevaar komen. Gezien de huidige situatie zouden de beide commissarissen die door de raad zouden moeten worden benoemd alleen maar een for mele functie hebben. Dit lijkt mij niet de bedoeling van de fractie-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1729